Grammar 3 questions and negative questions
( vragen en ontkennende vragen)
Hoe maak je een vraag?
Kijk wat het werkwoord is.
Is het een vorm van to be (am, is, are, was, were) have got of een hulpwerkwoord (can, could, will, would, should etc ) dan zet je het (hulp)werkwoord vooraan in de zin.
He is my brother. Is he your brother ?
She can play the guitar. Can she play the guitar ?