Wat moet je kennen en kunnen? De juiste vorm van de persoonvorm in de tegenwoordige tijd invullen
(ik-vorm, jij-vorm, hij-vorm, wij-vorm) (leertekst,blz 108)
De juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd invullen
(ik-vorm, jij-vorm, hij-vorm, wij-vorm) (leertekst blz. 172
Het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden
De leestekens (komma, punt, uitroepteken, vraagteken) en hoofdletters op de juiste manier gebruiken (leertekst blz. 111)
De meervoudsvorm van zelstandig naamwoorden (Leertekst blz. 175)