2.2 Spelling (hoofdletters en leestekens)

2.2 Spelling (hoofdletters en leestekens)
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsSpeciaal OnderwijsLeerroute 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2.2 Spelling (hoofdletters en leestekens)

Slide 1 - Slide

Les planning
Leerdoelen bespreken
Les doelen vorige les herhalen
Theorie
Korte quiz
Zelfstandig werken
Voorruitblik volgende les

Slide 2 - Slide

Les doelen
Je leert:
  • leestekens gebruiken;
  • hoofdletters en kleine letters gebruiken.

Slide 3 - Slide

Klik de zelfstandige naamwoorden aan.
A
een
B
euro
C
gelukkig
D
golfballen

Slide 4 - Quiz

Klik de zelfstandige naamwoorden aan.
A
het
B
horloge
C
naast
D
Nike

Slide 5 - Quiz

Klik de zelfstandige naamwoorden aan.
A
oplader
B
blauwe
C
zondag
D
zing

Slide 6 - Quiz

Welke drie lidwoorden zijn er?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

veel mensen hebben een huisdier waarom is deze zin niet goed?

Slide 11 - Open question

Verbeter de zin. het dak is van het fietsenhok gewaaid

Slide 12 - Open question

Verbeter de zin. niet doen

Slide 13 - Open question

Verbeter de zin. mag ik een pen van je lenen

Slide 14 - Open question

Welke woorden moeten beginnen met een hoofdletter?
A
marieke
B
amsterdam
C
station
D
teddybeer

Slide 15 - Quiz

Zelfstandig werken 
Nederlands Blz. 33 - 36
Snap je het niet? Steek je vinger op.
Ben je klaar. Laat het werk aan de docent zien. 
timer
30:00

Slide 16 - Slide

Voorruitblik
Spellingregels. 

Slide 17 - Slide