oefenen met vervoegen van regelmatige werkwoord op -er en avoir

oefenen met vervoegen van regelmatige werkwoord op -er en avoir
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

oefenen met vervoegen van regelmatige werkwoord op -er en avoir

Slide 1 - Slide

timer
0:30
e
ons
e
es
ez
ent
Nous + stam-
Vous + stam-
Ils + stam-
Je + stam-
Tu + stam-
Il + stam-

Slide 2 - Drag question

Vervoeg 'spelen' in het Frans: tu ............
A
tu joue
B
tu jou
C
tu joues
D
tu jouer

Slide 3 - Quiz

Vervoeg 'eten' in het Frans: ils............
A
ils manger
B
ils manges
C
ils mangent
D
ils mange

Slide 4 - Quiz

Vervoeg 'spreken' in het Frans: u spreekt
A
ils parlent
B
vous parles
C
vous parlez
D
ils parles

Slide 5 - Quiz

avoir
=
hebben
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
ont
ai
avez
as
a

Slide 6 - Drag question

Traduisez: ik heb
A
nous avons
B
vous avez
C
il a
D
j'ai

Slide 7 - Quiz

Traduisez: wij hebben
A
tu as
B
il a
C
nous avons
D
vous avez

Slide 8 - Quiz

Traduisez: hij heeft
A
vous avez
B
nous avons
C
tu as
D
il a

Slide 9 - Quiz

Traduisez: jullie hebben/u heeft
A
tu as
B
il a
C
vous avez
D
nous avons

Slide 10 - Quiz

Vervoeg 'spreken' in het Frans:
nous ............
A
nous parlons
B
nous parler
C
nous parlont
D
nous parlon

Slide 11 - Quiz

Traduisez: zij hebben (v)
A
nous avons
B
il a
C
elles ont
D
tu as

Slide 12 - Quiz

Vervoeg 'wonen' in het Frans:
tu ............
A
habites
B
habitons
C
habitent
D
habitez

Slide 13 - Quiz

Traduisez: men heeft
A
nous avons
B
il a
C
on a
D
tu as

Slide 14 - Quiz

Ik kan deze werkwoorden vervoegen
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll