This lesson contains 15 slides, with interactive quiz and text slides.
Lie is 16 jaar oud en krijgt veel vrijheid van haar ouders. Ze mag bijvoorbeeld zelf weten hoe laat ze thuis komt na een feestje en hoeveel alcohol ze dan drinkt. Haar ouders vinden het heel belangrijk dat ze na het feestje weer veilig thuis komt en daarom komt haar vader (maakt niet uit hoe laat) haar altijd weer ophalen.
De broer van Lie vindt het niet stoer om opgehaald te worden na een feestje, dus hij krijgt geld mee om een taxi naar huis te kunnen betalen.
Lie is erg goed in tennis en haar ouders stoppen veel tijd en energie in haar carriére en hopen dat ze een prof zal worden. De broer van Lie heeft niet een specifiek talent en hangt veel buiten rond met vrienden. Hij vindt het wel jammer dat zijn ouders niet veel tijd in hem steken en voelt zich een beetje ongelijk behandeld. Het kan Lie niet zoveel schelen dat haar broer zich achtergesteld voelt: 'Hij moet gewoon harder werken en meer laten zien dat hij graag iets wil'.
Het broertje van Soos kan niet zo goed leren als Soos. Daarom stoppen haar ouders veel tijd en energie in het begeleiden van haar broertje. Soos helpt haar broertje ook regelmatig met schoolwerk. Hierdoor heeft ze soms geen tijd meer voor haar eigen schoolwerk. Dat vinden haar ouders niet zo erg, want ze kan de HAVO makkelijk aan en hoeft niet zo nodig naar het VWO.
Het belangrijkste is dat haar broertje gewoon een opleiding kan afronden en later een goede baan vindt.
- Wat goed is voor het individu, is goed voor de maatschappij.
- Mensen zijn niet gelijk, maar wel gelijkwaardig.
- Je moet elkaars opvattingen respecteren, niet je geloof opleggen aan anderen.
- Vrijemarkteconomie, lage belastingen, veel ruimte om te ondernemen.
- Overheid bemoeit zich zo weinig mogelijk met de burgers, alleen wanneer de vrijheid onder druk staat.
Taken overheid: defensie, onderwijs en bescherming rechtsstaat.
Kernwaarden: vrijheid, individuele verantwoordelijkheid, tolerantie en veiligheid.
- Wat goed is voor het individu, is niet altijd goed voor de maatschappij.
- Alle mensen zijn gelijk, iedereen moet dezelfde kansen krijgen.
- Kennis, inkomen en macht moeten eerlijker verdeeld worden.
- Overheid moet zich actief opstellen naar de burgers (verzorgingsstaat).
De overheid moet maatregelen nemen om ongelijkheid tegen te gaan, bijvoorbeeld door belastingen en premies te heffen, subsidies te geven en werkgelegenheidsprojecten op te zetten.
Kernwaarden: gelijkheid en solidariteit
- Je krijgt de beste samenleving, als het (christelijke) geloof de basis vormt.
- Gezinnen, scholen, kerken, verenigingen, sportclubs enz. zijn heel belangrijk.
- Binnen de samenwerkingsverbanden heb je veel verantwoordelijkheid voor elkaar.
- Goed voor de natuur (schepping) zorgen en niet op de stoel van God gaan zitten. Daarom verzetten zij zich tegen genetische manipulatie, onderzoek met embryo's, abortus, euthanasie.
- De overheid moet zich niet te veel met deze samenwerkingsverbanden bemoeien, maar moet veel overlaten aan het maatschappelijk middenveld (schoolbesturen, kerkenraden, welzijnsinstellingen).
Kernwaarden: geloof, naastenliefde, gespreide verantwoordelijkheid, rentmeesterschap.