Leesvaardigheid Frans 4T

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

Leesvaardigheid

Tips & tricks

Vraagwoorden

Est-ce que

Qu'est-ce que

Qu'est-ce qui
Qui

Comment

Pourquoi

Combien de

Quand

Quel(les)

Où

...

Wat

Wat 

Wie

Hoe

Waarom

Hoeveel

Wanneer

Welke

Waar

Woorden raden

• Ken je een gedeelte van het woord?
  vb. souligné = sous + ligne
  onder + lijn --> onderstreept
• Lijkt het woord op een infinitief (hele werkwoord) dat je kent?
  vb. en marchant = marcher
  lopend --> lopen
  
  

Woorden raden

• Lijkt het woord op een andere taal?
  vb. une solution = lijkt op Engels
  solution --> oplossing
  

trentaine

1. training
2. dertigtal
3. trend
4. transpiratie

illusion

1. plaatje
2. tekening
3. schijn
4. verdacht

copropriétaire

1. koper
2. mede-eigenaar
3. schoonmaakmiddel
4. bedrijf

changement

1. veranderen
2. zangstuk
3. verandering
4. zingend

Werkwoorden vertalen

1.  Kun je het infinitief (hele werkwoord) van het werkwoord herleiden?
2.   Kun je het infinitief in het woordenboek vinden?
   

w.w. in de tegenwoordige tijd

ww. op 'er' eindigen op:

• e
• es
• ons
• ez
• ent

• w.w. op 'ir' eindigen op:
• is
• it
• issons
• issez
• issent

Werkwoorden in de verleden tijd

Eindigend op:

v.t.

• ais
• ait
• ions
• iez
• aient

hulpwerkwoord + Voltooid deelwoord eindigend op:

• é
• u
• i
  

w.w. in de toekomende tijd

Eindigen op:                          

• erai
• eras
• era
• erons
• erez
• ont

toekomende tijd

aller + het hele werkwoord:

Bv: ik ga dansen

je vais danser. 

wij gaan sporten

Nous allons faire du sport. 

Welke tijd?
Il est tombé

1. tegenwoordig
2. verleden
3. toekomend

Welke tijd?
Cela sera intéressant.

1. tegenwoordig
2. verleden
3. toekomend

Welke tijd?
Nous allons manger un pizza.

1. tegenwoordig
2. verleden
3. toekomend

Welke tijd?
Vous êtes en France.

1. tegenwoordig
2. verleden
3. toekomend