2. Vier situaties. Zie bijlage.
Teken, in de bijlage, in elke situatie de krachten met 1 cm ≙ 100N
a. Er wordt met een kracht van 400N aan het touw getrokken.
b. Er wordt een kracht van 450N op de evenwichtsbalk uitgeoefend.
c. De aarde oefent een kracht van 500N uit.
d. De expander oefent op elke hand een kracht van 150N uit.