Kap. 5 22-1-2021

Guten Morgen!
1 / 13
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Guten Morgen!

Slide 1 - Slide

Kapitel 5    "Kontakt"

Slide 2 - Slide

Der Unterrichtsplan

- Rückblick
- Sprechfertigkeit üben: Aufg. 51
- Aufg: 56 bis einschl. 59.  kontrollieren
- selbstständig arbeiten an den Aufgaben: 61 und 63 machen. 
 


Slide 3 - Slide

Lernziele



- ihr könnt Fragen auf Deutsch beantworten mit den gegebenen Stichwörtern. 

- ihr könnt die Modalverben in Sätzen richtig anwenden. 



Slide 4 - Slide

 
Sprechfertigkeit üben: Aufg. 51
* modale werkwoorden
* juiste zinnen maken. ( zinsvolgorde) 
 

Aufg. 60 bis einschl. 69  kontrollieren

verbessert eure Fehler mit einem roten Kugelschreiber

   
    



         

                            

                         

        



      

Slide 5 - Slide

Arbeitet jetzt selbstständig an den Aufgaben: 61 und 63



Hausaufgaben: Auf. 61 und 63 machen + huiswerk vorige les opsturen. 

Slide 6 - Slide

Hausaufgaben: Aufg. 56 bis einschl. 59 machen +  Aufg. 51 sprechfertigkeit üben zu zweit. 

Slide 7 - Slide

Wat is een persoonlijk voornaamwoord? 

Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.
Bijvoorbeeld: ik = ich, jij = du etc. 

Wat is een bezittelijk voornaamwoord? 
Het bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan.
Bijvoorbeeld: mijn = mein Auto,  zijn= sein  Buch

Slide 8 - Slide

Hoe kun je het verschil zien tussen een persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord? 

Bij een bezittelijk voornaamwoord hoort altijd een zelfstandig naamwoord. Dat staat achter het bezittelijk voornaamwoord. 

- Das sind unsere Bücher.  unsere = bezittelijk voornaamwoord  Bücher = zelfstandig naamwoord
- Sind wir in der Schule?   wir = persoonlijk voornaamwoord. 


Slide 9 - Slide

Het Persoonlijk voornaamwoord in de 1e en 4e naamval

1e   ik = ich           jij = du                 hij=er                      zij = sie  
   
4e  mij= mich      jou =dich         hem = ihn              haar = sie


1e    wij = wir             jullie = ihr              zij = sie        u = Sie

4e   ons = uns           jullie = euch         hen = sie      u = Sie

Let op: check in welke naamval het zinsdeel staat om het juiste persoonlijk voornaamwoord in te kunnen vullen. 

Slide 10 - Slide

Is dit een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord? 

Das ist unsere Tante. 
Ich habe ihn noch nie hier gesehen. 
Habt ihr die Tasche in der Schule vergessen?
Das sind ihre Taschen.
Ich habe Ihr Kind hier gesehen, Frau Wagner. 
Hast du die Blumen für mich gekauft? 

Slide 11 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord

mijn= mein-     jouw = dein-     zijn = sein-          haar= ihr-

onze = unser-    jullie = euer-/eur-     hun = ihr-     uw = Ihr-

Let op: de uitgang van het bezittelijk voornaamwoord is afhankelijk van de naamval waarin het zinsdeel staat. 

De bezittelijke voornaamwoorden krijgen dezelfde uitgangen als het lidwoord "ein".  Gebruik dus het schema van de  "ein-groep". 

Slide 12 - Slide

Aufgabe 37.  Gebruik hierbij Gram. E blz. 105 TB

Erklärung der Aufgabe.
Die ersten 3 Sätze machen wir zusammen. 

Slide 13 - Slide