Boek A, Neue Kontakte havo 2


Haben  
             oder 
Sein 
Tekst?????
1 / 44
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson


Haben  
             oder 
Sein 
Tekst?????

Slide 1 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden in het Duits

Slide 2 - Slide

Ik
jij 
hij
zij
het
wij
jullie
zij 
U
ihr 
er
Sie 
wir 
sie (enkelvoud)
du
sie (meervoud)
es
ich 

Slide 3 - Drag question

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 4 - Drag question

het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 5 - Drag question

Grammatik: haben & sein  - vervoegen 

Slide 6 - Slide

du .................... (haben)
A
habt
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 7 - Quiz

ihr .................... (sein)
A
bist
B
sind
C
bin
D
seid

Slide 8 - Quiz

Agnes und Martin .............
A
seid
B
sind
C
bist
D
ist

Slide 9 - Quiz

Das Kind ............
A
bin
B
bist
C
ist
D
seid

Slide 10 - Quiz

Warum ............. Sie hier? (sein)
A
seid
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 11 - Quiz

es .................... (haben)
A
habt
B
hast
C
haben
D
hat

Slide 12 - Quiz

du .................... (sein)
A
bist
B
bin
C
ist

Slide 13 - Quiz

ihr .................... (haben)
A
haben
B
habt
C
habe

Slide 14 - Quiz

ich .................... (haben)
A
haben
B
habt
C
habe
D
hat

Slide 15 - Quiz

Ich ........... 14 Jahre alt (sein)
A
habe
B
bin

Slide 16 - Quiz

wir ................. einen Hund (haben)
A
sind
B
haben

Slide 17 - Quiz

Mein Freund ............. ein Haus
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 18 - Open question

Was ............ deine Handynummer ?
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 19 - Open question

Warum .......... du jetzt in Hamburg?
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 20 - Open question

Meine Mutter ............ 40 Jahre alt.
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 21 - Open question

Opa und Oma .................... ein neues Auto.

Slide 22 - Open question

Das Mittagessen ............. nicht lecker.

Slide 23 - Open question

Ihr ............... zu Hause keine (geen) Wurst.

Slide 24 - Open question

Frau Meier, ..................... Sie ein bisschen Zeit (tijd)?

Slide 25 - Open question

Het regelmatige werkwoord in de tegenwoordige tijd 

Slide 26 - Slide

Leg uit hoe de (FE)ESTTENTEN werken!

Slide 27 - Open question

Ich spiel....
A
spiele
B
spielst
C
spielt
D
spielen

Slide 28 - Quiz

Was .............. du im Wochenende?
A
mache
B
machst
C
macht
D
machen

Slide 29 - Quiz

Wat was er aan de hand bij werkwoorden met een stam op -s?

Slide 30 - Open question

Meine Schwester ................ Sem.
A
heiße
B
heißt
C
heißen
D
heiß

Slide 31 - Quiz

........... du gerne?
A
reise
B
reisst
C
reist
D
reisen

Slide 32 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van fotografieren?

Slide 33 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van versorgen?

Slide 34 - Open question

Hoe maak je het voltooid deelwoord van de regelmatige werkwoorden?

Slide 35 - Open question

Wir haben gestern die Tierhandlung .................... (besuchen)
A
besucht
B
besuchen
C
gebesucht
D
versucht

Slide 36 - Quiz

Ich habe ein Kaninchen ................ (kaufen)
A
kauft
B
gekauft
C
gekaufen
D
bekauft

Slide 37 - Quiz

De uitgangen van ein- en kein-

Slide 38 - Slide

Wanneer krijg je bij ein- en kein- een
-e erachter? (keine, eine)
A
bij mannelijk en onzijdig
B
bij vrouwelijk en meervoud
C
bij vrouwelijk en onzijdig
D
bij mannelijk en vrouwelijk

Slide 39 - Quiz

die Soße wordt ...
A
ein Soße
B
eine Soße

Slide 40 - Quiz

Das Messer wordt ...
A
ein Messer
B
eine Messer

Slide 41 - Quiz

Noem eens bezittelijke voornaamwoorden! Ein en kein hoef je dus NIET te noemen

Slide 42 - Open question

jullie ouders
A
deine Eltern
B
eure Eltern
C
ihre Eltern
D
meine Eltern

Slide 43 - Quiz

uw broer
A
dein Bruder
B
ihr Bruder
C
Ihr Bruder
D
mein Bruder

Slide 44 - Quiz