This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
E grammatik extra
Slide 1 - Slide
Wat weet je nog van de vorige les?
Slide 2 - Mind map
Aan het eind van de les kan/weet ik...
- Ik weet wanneer ik in het Duits woorden met een hoofdletter moet schrijven.
- Ik weet wat zelfstandige naamwoorden zijn.
- Ik kan zelfstandige naamwoorden in een zin aanwijzen.
- wat der / die / das betekent.
Slide 3 - Slide
Wanneer schrijven we in het Nederlands een hoofletter?
Slide 4 - Mind map
Slide 5 - Video
Samenvatting
Wanneer een hoofdletter in het Duits?
1: alle zelfstandige naamwoorden (tip: je kunt er der/die/das/ein voorzetten)
2: aan het begin van de zin
3: bij voornamen en achternamen
4: bij namen van steden en landen
5: Sie (u)
Slide 6 - Slide
Wat moet met een hoofdletter?
A
werkwoorden en namen
B
werkwoorden en zelfstandige naamwoorden
C
Zelfstandige naamwoorden en namen van mensen/dieren
D
aan het eind van de zin
Slide 7 - Quiz
Wel of geen hoofdletter?
A
der junge
B
der Junge
Slide 8 - Quiz
Wel of geen hoofdletter?
A
das pferd
B
das Pferd
Slide 9 - Quiz
Wel of geen hoofdletter?
A
berlin
B
Berlin
Slide 10 - Quiz
Wel of geen hoofdletter?
A
grün
B
Grün
Slide 11 - Quiz
Welke woordsoorten ken je al?
Slide 12 - Mind map
Voorbeelden van woordsoorten
Slide 13 - Mind map
Slide 14 - Video
bepaalde en onbepaalde lidwoorden
Bepaalde lidwoorden: de en het.
Voorbeeld: de vrouw / het kind
Onbepaalde lidwoorden: een
Voorbeeld: een man / een kind
Slide 15 - Slide
Lidwoorden: der, die das!
Mannelijk, vrouwelijk, onzijdig en meervoud! (bepaalde lidwoorden)
afkorting:
der Mann, der Vater = m
die Frau, die Mutter = v/w
das Kind, das Eis = o/s
die Kinder, die Studenten = -
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Zusammen üben
1. ….. Vater
2. …… Katze
3. …… Tänzerin
4. …… Mädchen
5. …… Brötchen
6. …… Schule
Slide 18 - Slide
Welke woorden moeten met een hoofdltetter? Schrijf de woorden over in je schrift.
anna und max huber haben eine neue wohnung. sie brauchen neue möbel. anna möchte eine neue couch haben. max braucht einen schreibtisch. außerdem wollen anna und max einen teppich und einen vorhang kaufen. bei ikea ist gerade ausverkauf. viele möbel sind jetzt sehr billig. am samstag fahren anna und max am vormittag zu ikea.
timer
10:00
Slide 19 - Slide
Antwoorden
Anna und Max Huber haben eine neue Wohnung. Sie brauchen neue Möbel. Anna möchte eine neue Couch haben. Max braucht einen Schreibtisch. außerdem wollen Anna und Max einen Teppich und einen Vorhang kaufen. bei Ikea ist gerade ausverkauf.
VieleMöbel sind jetzt sehr billig.
Am Samstag fahren Anna und Max am Vormittag zu Ikea.
Slide 20 - Slide
Ik kan... / Ik weet...
Slide 21 - Slide
Mach!
- SlimStampen Paragraaf A Sehen + C Hören + D Lesen + Lernliste Seite 64