9.3 Schakelen met een relais

9.3 Schakelen met een relais
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slide, with interactive quiz and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

9.3 Schakelen met een relais

Slide 1 - Slide

9.3 Leerdoelen, Je kunt
  • de onderdelen van een elektromagneet benoemen.
  • uitleggen hoe een elektromagneet een stroomkring kan inschakelen.
  • met symbolen tekenen hoe je een relais in een schakeling opneemt.
  • toelichten hoe een relais wordt toegepast in een automatische schakeling.
  • uitleggen hoe je een reedcontact in een schakeling als sensor gebruikt.

Slide 2 - Slide

Herhaling
Automatische schakelaar
  • Sensor: Meet informatie uit de omgeving
  • Schakelaar: reageert op informatie van de sensor, en schakelt in- of uit
  • Actuator: voert de actie uit

Slide 3 - Slide

Elektromagneet
Een elektromagneet is een speciaal soort magneet.
De elektromagneet bestaat uit een spoel (ronde koperdraad) + ijzeren kern
Als er stroom door de draad loopt, 
wordt hij magnetisch!

Slide 4 - Slide

Het relais
Het relais is een schakelaar die wordt bediend door een elektromagneet. 
Een elektromagneet bestaat uit een spoel en een ijzeren kern.

Slide 5 - Slide

Elektromagneten (1)
In de bovenste afbeelding zie je een relais.
De elektromagneet, met zijn wikkelingen van geïsoleerd 
koperdraad, bevindt zich links. 

Rechts zijn de contactpunten te zien waartussen het 
relais kan schakelen. Aan de onderkant bevinden zich 
metalen pinnen waarmee je het relais kunt aansluiten
(onderste afbeelding).

Slide 6 - Slide

Relais

Slide 7 - Slide

Elektromagneten (2)
Er zijn dus twee verschillende stroomkringen:
1 de stroomkring van de elektromagneet;

2 de stroomkring van de actuator


Slide 8 - Slide

De werking van een relais
In afbeelding hiernaast is schematisch getekend 
hoe je een lamp met een relais kunt in- en 
uitschakelen. Als er geen stroom door de spoel 
loopt, is de spoel S niet magnetisch. 
Een veer trekt het beweegbare anker A dan 
omhoog (zie afbeelding ). 
Daardoor wordt het anker tegen 
contactpunt 1 aangedrukt.
Er kan dan geen stroom lopen via 
contactpunt 2: de lamp is uit.

Slide 9 - Slide

De werking van een relais
De spoel wordt magnetisch als je er stroom 
doorheen laat lopen. Hij trekt dan het ijzeren 
anker naar zich toe. Daardoor wordt het anker
tegen contactpunt 2 aangedrukt 
(afbeelding hiernaast). 
Dit veroorzaakt het typische klikgeluid van een
relais. De stroomkring via contactpunt 2 is 
hierdoor gesloten: de lamp begint te branden.

Anker
Beweegbaar ijzeren onderdeel van een relais.

Slide 10 - Slide

Een startmotorschakeling
Zoals je aan het schakelsymbool hier kunt zien, 
heeft een relais vijf aansluitpunten.
De aansluitpunten 1 en 2 zijn voor:
het aansluiten van de spoel
Hiermee maak je stroomkring 1. 
Op de aansluitpunten 3, 4 en 5 die je rechts ziet,
kun je een actuator aansluiten. 
Hiermee maak je stroomkring 2.
Het symbool voor een relais

Slide 11 - Slide

Een startmotorschakeling

Van de drie aansluitpunten voor de actuator
gebruik je de onderste aansluiting (5) altijd. 

Je houdt dan twee aansluitpunten over: 
het maakcontact M (3) en het breekcontact B (4).
Het hangt van het doel van de schakeling af of je
het maakcontact gebruikt of het breekcontact. 
Soms worden zelfs beide contacten in één 
schakeling gebruikt.
Het symbool voor een relais

Slide 12 - Slide

Startmotor auto met relais
-Sleutel in slot
-Spoel magnetisch
-Anker naar M
-Motor aan.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

De werking van een relais.
anker

Slide 15 - Slide

De werking van een relais.
LDR

Slide 16 - Slide

Een inbraakalarm

Slide 17 - Slide

Reedcontact
  • Wordt gebruikt als schakelaar / sensor
  • Schakelaar die werkt op een magneet
  • Magneet bij reedcontact => gesloten contact => stroom


Slide 18 - Slide

Voorbeeldschakeling raambeveiliging

Slide 19 - Slide

Wat is de functie van het relais?
A
Het relais meet de spanning
B
Het relais werkt als spanningsdeler
C
Het relais meet de stroomsterkte
D
Het relais werkt als schakelaar

Slide 20 - Quiz

Wat is een voordeel van een relais?
A
Detecteren of een schakeling geopend of gesloten is.
B
De stroomrichting één kant op laten gaan.
C
Een grote stroomkring activeren met een kleine stroom.
D
De spanning verlagen tot een veilig niveau.

Slide 21 - Quiz

In een schakeling is een relais opgenomen als schakelaar.
Door welk onderdeel wordt het relais bediend?

A
door het anker
B
door het breekcontact
C
door de elektromagneet
D
door de spoel

Slide 22 - Quiz

Gaat de lamp branden..
..als je de schakelaar
indrukt?

Slide 23 - Slide

Gaat de lamp branden..

Slide 24 - Slide

Gaat de lamp branden..

Slide 25 - Slide

Gaat de lamp branden..

Slide 26 - Slide

Gaat de lamp branden..

Slide 27 - Slide

Gaat de lamp branden..

Slide 28 - Slide

9.3 Leerdoelen, Je kunt
  • de onderdelen van een elektromagneet benoemen.
  • uitleggen hoe een elektromagneet een stroomkring kan inschakelen.
  • met symbolen tekenen hoe je een relais in een schakeling opneemt.
  • Je kunt toelichten hoe een relais wordt toegepast in een automatische schakeling.
  • Je kunt uitleggen hoe je een reedcontact in een schakeling als sensor gebruikt.

Slide 29 - Slide

Huiswerk
Maak 9.3 vanaf pagina 33
Opdracht 1 t/m 10


Slide 30 - Slide

Door welke schakeling loopt de grootste stroom?
A
de Linker schakeling
B
de Rechter schakeling
C
Beide evenveel

Slide 31 - Quiz

Hoe noemt men het volgende symbool:

A
Voltmeter
B
LDR
C
Schakelaar
D
Spanningsmeter

Slide 32 - Quiz

De weerstand van een LDR kan in korte tijd sterk veranderen.
Wanneer wordt de weerstand van een LDR kleiner?
A
Meer licht op de LDR
B
Minder licht op de LDR
C
Temperatuur van de LDR daalt
D
Temperatuur van de LDR stijgt

Slide 33 - Quiz

Wanneer er meer licht op een LDR valt, wordt de weerstand ...... en de stroomsterkte door de LDR ......
A
Groter, Kleiner
B
Kleiner, Groter
C
Groter, Blijft Gelijk
D
Kleiner, Kleiner

Slide 34 - Quiz

De weerstand van een NTC kan in korte tijd sterk veranderen.
Wanneer wordt de weerstand van een NTC groter?
A
Meer licht op de NTC
B
Minder licht op de NTC
C
Temperatuur van de NTC daalt.
D
Temperatuur van de NTC stijgt.

Slide 35 - Quiz

Aan de slag!

Maak Opdracht:  
1 t/m 10 van paragraaf 9.3

Je mag fluisterend samenwerken!

Slide 36 - Slide