Les 5: Woordvolgorde hoofdzin

1 / 25
next
Slide 1: Video
NT2MBOStudiejaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Slide 2 - Link

Slide 3 - Link

Les 5
Dit leer je in deze les:
Je maakt een correcte hoofdzin.
Je maakt een correcte hoofdzin met inversie.

Slide 4 - Slide

Wat is de goede woordvolgorde in een normale zin?
tweede werkwoord
1
2
3
4
de rest
onderwerp
persoonsvorm

Slide 5 - Drag question

Wat is de goede woordvolgorde in een normale zin?
leren
1
2
3
4
Nederlands
Zij
wil

Slide 6 - Drag question

Wat is de goede woordvolgorde in een zin met inversie?
tweede werkwoord
1
2
3
4
de rest
onderwerp
persoonsvorm

Slide 7 - Drag question

Wat is de goede woordvolgorde in een zin met inversie?
leren
1
2
3
4
5
Nederlands
ze
wil
Dit jaar

Slide 8 - Drag question

Voegwoorden

Hoofdzinnen kunnen met elkaar verbonden worden door de voegwoorden en / maar / want / of

Het onderwerp (subject) en de persoonsvorm (werkwoord) staan naast elkaar.


Het is al laat en daarom kom ik vanavond.

Het is al laat, maar ik kom toch vanmiddag.
Ik kom vanavond, want het is al laat.
Kom je vanmiddag of kom je vanavond?

Slide 9 - Slide

De woordvolgorde van de rest van de zin



Meestal gebruik je:
Tijd (wanneer?) - Manier (hoe?) - Plaats (waar?)

Bijvoorbeeld:
Ik ben gisteren met de auto naar huis gereden.

Slide 10 - Slide

Nu gaan jullie zelf oefenen!
Bij de volgende oefeningen moeten jullie steeds het goede antwoord kiezen.
Bij problemen: vraag het eerst aan je buurman/buurvrouw, daarna aan de docent.

Slide 11 - Slide

Als je extra uitleg wilt, kies geel.

Als je een extra moeilijke oefening of spreekoefening wilt doen, kies blauw of paars.

Slide 12 - Slide

Staan de woorden in deze zin op de goede plaats?

Bijna elke dag ze gaan naar het buurthuis.
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

Staan de woorden in deze zin op de goede plaats?
In de bibliotheek lezen ze een boek.
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Staan de woorden in deze zin op de goede plaats?
Dichtbij hun huis is een bioscoop.
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Staan de woorden in deze zin op de goede plaats?
Dan ze gezellig praten met anderen.
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

Waar staan de woorden op de goede plaats?
A
Ik ga morgen toe naar school.
B
Ik morgen ga naar school toe.
C
Ik ga morgen naar school toe.
D
Ik ga naar school morgen toe.

Slide 17 - Quiz

Waar staan de woorden op de goede plaats?
A
Hebben wij een nieuwe auto gekocht.
B
Wij hebben gekocht een nieuwe auto .
C
Gekocht hebben wij een nieuwe auto.
D
Wij hebben een nieuwe auto gekocht.

Slide 18 - Quiz

Waar staan de woorden op de goede plaats?
A
Hebben jullie morgen geen huiswerk?
B
Morgen hebben jullie geen huiswerk.
C
Jullie hebben morgen geen huiswerk.
D
Jullie hebben geen huiswerk morgen.

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Video

Slide 21 - Link

Slide 22 - Link

Wat heb je vandaag geleerd over de woordvolgorde? Schrijf 2 dingen op.

Slide 23 - Open question

Dit heb je in deze les geleerd:
Je maakt een correcte hoofdzin.
Je maakt een correcte hoofdzin met inversie.

Slide 24 - Slide

Hoe gaat dat nu?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll