Persoonsvormen in samengestelde zinnen

  • Neem plaats volgens de plattegrond.
  • Pak je leesboek erbij.
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

  • Neem plaats volgens de plattegrond.
  • Pak je leesboek erbij.

Slide 1 - Slide

1. Tien minuten lezen.
2. Uitleg
Persoonsvorm in samengestelde zinnen.
3. Uitleg en quiz
4. Werken aan je weektaak.
5. Afronding


Wat gaan we vandaag doen?

Slide 2 - Slide

  • Je hebt je kennis over werkwoordspelling van leerjaar 1 opgefrist.
  • Je weet wat een samengestelde zin is.
  • Je weet wat hoe je de persoonsvorm in samengestelde zinnen moet spellen.
Lesdoelen

Slide 3 - Slide

Tien
minuutjes lezen
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Samengestelde zinnen
  • Er zijn zinnen met één persoonsvorm (enkelvoudige zinnen) en zinnen met meerdere persoonsvormen (samengestelde zinnen).
  • Terwijl ik op de bus wachtte, luisterde ik naar muziek op mijn telefoon.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Samengestelde zinnen
  • Stel vast hoe veel werkwoorden er in de zin staan. 
  • Verander alle werkwoorden van tijd.
  •  De werkwoorden die van tijd kunnen veranderen, zijn de persoonsvormen. De andere werkwoorden zijn inf, od of vd.
De Big-Bazar heeft besloten de strijd op te geven, omdat de winkelketen geen extra tijd krijgt.
De Big-Bazar had besloten de strijd op te geven, omdat de winkelketen geen extra tijd kreeg.





Zo vind je de persoonsvorm in

Slide 8 - Slide

De dokter (behandelen) Piet aan zijn voet
A
Behandelt
B
Behandeld
C
Behandeldt

Slide 9 - Quiz

(Verzenden) jij het appje naar je moeder?
A
Verzend
B
Verzendt
C
Verzent

Slide 10 - Quiz

(Laden) je straks even je telefoon op?
A
Laadt
B
Laad

Slide 11 - Quiz

(Worden) je moeder nooit boos op je?
A
Wordt
B
Word

Slide 12 - Quiz

Gisteren (praten) Mick en Luuk met elkaar op het schoolplein.
A
praten
B
praatten
C
prate
D
praatte

Slide 13 - Quiz

Jullie (raden) gisteren alle antwoorden goed op de toets.
A
raden
B
rade
C
raadden
D
raadde

Slide 14 - Quiz

De schilder (verven) zijn huis

A
verfde
B
verfte
C
verfdte

Slide 15 - Quiz

Mijn moeder (geloven) mij vorige week niet.
A
geloofte
B
geloofde

Slide 16 - Quiz

Er (gebeuren) iets in de les gisteren.

Slide 17 - Open question

Hij (vertellen) me nu wat ik moet doen.
A
vertelt
B
verteld
C
verteldt

Slide 18 - Quiz

Mijn broer (verwaarlozen) zijn goudvis.
A
verwaarlooste
B
verwaarloosde
C
verwaarloosten
D
verwaarloosden

Slide 19 - Quiz

Hij (vertellen) nu tegen mij wat hij gaat doen.

Slide 20 - Open question

De foto van zijn nieuwe sneakers die hij op Instagram heeft geplaatst, is al vaak ... (liken).
A
geliket
B
geliked
C
liked
D
likete

Slide 21 - Quiz

Vul de juiste spelling van de werkwoord in:
In de bioscoop speelde een film met veel ... (crashen) en ... (tunen) auto's.

Slide 22 - Open question

Tijdens het schoolreisje ... (slenteren) Frits ... (mopperen) achter de rest van zijn klasgenoten aan, terwijl de ... (inspireren) gids ... (vertellen) over de geschiedenis van het gebouw.

Slide 23 - Open question

Vul de juiste spelling van de werkwoord in:
De door Marcel ... (maken) grappen worden door Gijs ... (noteren).

Slide 24 - Open question

En de laatste vraag... 

Slide 25 - Slide

Hij (betalen) met zijn pinpas.
A
betaald
B
betaalt
C
betaaldt

Slide 26 - Quiz

Wat?
Spelling werkwoorden opdracht 1, 2 en 3.
Hoe?
In je boek en schrift
Hulp
De theorie op blz. 156 en 260
Tijd
Tot het einde van de les
Waarom?
Om te oefenen met de spelling van persoonsvormen in samengestelde zinnen.
Klaar?
Werk verder volgens de studieplanner of werk aan je PO
Opdracht 1

Slide 27 - Slide

Uitlegfilmpje!

Slide 28 - Slide

  • Je hebt je kennis over werkwoordspelling van leerjaar 1 opgefrist.
  • Je weet wat een samengestelde zin is.
  • Je weet wat hoe je de persoonsvorm in samengestelde zinnen moet spellen.
Lesdoelen

Slide 29 - Slide