B4 T3 2HV

B4 uitscheiding
  • Jas in je kluis
  • Spullen op tafel
       Laptop/Leerwerkboek
       Schrift
  • Tas van tafel
  • Lees blz. 206 t/m 207
timer
5:00
Kennen/Kunnen
  • Begrippen: Nierschors, Niermerg, Nierbekken, Uitscheiden
  • Je kunt de taak van de nieren t.o.v. het bloed beschrijven
  • Je kunt beschrijven hoe de nieren werken
  • Je kunt van 5 stoffen in het bloed opschrijven op welke momenten ze in en uit het bloed gaan.
Huiswerk T3 B4
Opdr. 1 t/m 7, 4k
OF uitdaging
Opdr. 3 t/m 9, 4k 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

B4 uitscheiding
  • Jas in je kluis
  • Spullen op tafel
       Laptop/Leerwerkboek
       Schrift
  • Tas van tafel
  • Lees blz. 206 t/m 207
timer
5:00
Kennen/Kunnen
  • Begrippen: Nierschors, Niermerg, Nierbekken, Uitscheiden
  • Je kunt de taak van de nieren t.o.v. het bloed beschrijven
  • Je kunt beschrijven hoe de nieren werken
  • Je kunt van 5 stoffen in het bloed opschrijven op welke momenten ze in en uit het bloed gaan.
Huiswerk T3 B4
Opdr. 1 t/m 7, 4k
OF uitdaging
Opdr. 3 t/m 9, 4k 

Slide 1 - Slide

Huiswerkrad
Ga vast naar Lessonup.app en gebruik deze code
Beloning
Straf
Beloningen
+1 cm2 spiekbriefje = Je mag een spiekbriefje maken voor een toets. Deze begint 1 bij 1 cm groot, per keer dat je dit verdient wordt dat 1 cm meer, tot een max van 4 bij 4 cm groot.
1/3 +0.5 = Als je deze 3 keer verdiend mag je 0,5 optellen bij een biologiecijfer naar keuze.
Snitch = Je mag een klasgenoot kiezen die ook wordt gecontroleerd. Je krijgt zelf 2 V's (3 V's levert een 1/3 +0,5 op)
Helaas = Je krijgt maar 1 V.
Straffen
45 min bijwerken= Na school kom je huiswerk maken, dit duurt 45 min of totdat je opgegeven taak af is.
Kleurplaat = Je kiest een kleurplaat, deze kleur je in en je maakt de opdracht die erbij hoort. De eerstvolgende les moet je deze inleveren. niet gedaan is 2 kruisjes.
2/1 kruisjes = Een kruisjes is een X, als je hier 3 van hebt, krijg je automatisch de 45 min bijwerken
Snitch = Je mag een klasgenoot kiezen die ook wordt gecontroleerd.
Niks! = Je krijgt geen straf

Slide 2 - Slide

In aders is (bijna) geen hartslag,
welke aanpassing zorgt ervoor dat bloed in aders niet de verkeerde kant op stroomt? (1 woord)

Slide 3 - Open question

Een rode bloedcel was in de lever en stroomt er uit.
In welk type bloedvat is hij dan?
A
slagader
B
ader
C
haarvat

Slide 4 - Quiz

Een rode bloedcel komt aan bij de lever.
Vanuit welk bloedvat kan hij komen?
A
Poortader
B
Leverslagader
C
Beide zijn mogelijk
D
Geen van beide

Slide 5 - Quiz

De poortader is de enige ader die niet terugstroomt naar het hart.
Wat is het nut/doel van de poortader?

Slide 6 - Open question

Afval in het lichaam
In het bloed zit veel afval:
  • Koolstofdioxide (CO2)
  • Overtollige voedingsstoffen
  • Overtollige zouten
  • Overtollig water
  • Schadelijke stoffen
  • Dode ziekteverwekkers 
overtollig
= Dat er te veel van is. 
Bijv. je hebt een glas van 1 liter. Als je daar 1,5 liter water in wilt doen, dan is 0,5 liter overtollig

Slide 7 - Slide

De nieren
Taak: verwijderen van 
afvalstoffen 
= uitscheiding

Nierslagader
Brengt zuurstofrijk bloed met afval naar de nieren
Nierader
Brengt zuurstofarm bloed dat vrij is van afval terug naar het hart
Urineleider
Brengt urine die gemaakt is door de nier naar de blaas
Blaas
Bewaart urine, totdat je naar de wc gaat
Onderdelen nier
Nierschors en Niermerg filteren het bloed en halen afvalstoffen en water uit het bloed, hiermee maken ze urine.
Nierbekken vangt de urine op en laat dit doorlopen in de urineleider

Slide 8 - Slide

Het bloed vervoert allerlei stoffen in het lichaam. Op welke plekken gaan deze stoffen het bloed IN of UIT?
Je ziet hiernaast een schematische weergave van de bloedsomloop
Zuurstof in
Zuurstof uit
CO2 in
CO2 uit
Voeding in
Voeding uit
Afval in
Afval uit
Water in
Water uit

Slide 9 - Drag question

Grote bloedsomloop
In alle organen van het lichaam wordt zuurstof en voedingsstoffen afgegeven en koolstofdioxide en afvalstoffen opgenomen. 
In de darmen, lever en nieren gebeuren nog extra dingen, daarom staan deze apart.

Kleine bloedsomloop
Stroomt alleen langs de longen, neemt daar zuurstof op en geeft koolstofdioxide

!
Het hart is erg versimpeld weergegeven
RB = rechterboezem
RK = rechterkamer
LB = linkerboezem
LK = linkerkamer
In de nier worden afvalstoffen uit het bloed gehaald = uitscheiding.
Daarnaast moet de nier net als elk ander orgaan O2 en voedingsstoffen uit het bloed halen om te blijven leven.
En CO2 afgeven aan het bloed
!

Slide 10 - Slide

Ga aan de slag met: T3 B4
  • Lezen blz. 206 t/m 210
  • Opdr. 1 t/m 7, 4k
OF uitdaging
  • Opdr. 3 t/m 9, 4k 

Klaar met het bovenstaande?
  • Verder werken/lezen
  • Samenvatten
  • Ander huiswerk
  • Boek lezen
Zs = Werken in stilte
  • Geen vinger opsteken
  • Aan het werk
  • Stil en stoor niemand
  • Blijf op je plek
timer
6:00

Slide 11 - Slide

Ga aan de slag met: T3 B4
  • Lezen blz. 206 t/m 210
  • Opdr. 1 t/m 7, 4k
OF uitdaging
  • Opdr. 3 t/m 9, 4k 

Klaar met het bovenstaande?
  • Verder werken/lezen
  • Samenvatten
  • Ander huiswerk
  • Boek lezen
Zf = Werken met fluisteren
  • Geen vinger opsteken
  • De docent komt langs
  • Aan het werk
  • Fluister alleen met de persoon naast je
  • Blijf op je plek

Slide 12 - Slide

Afsluiting
  • Begrippen: Nierschors, Niermerg, Nierbekken, Uitscheiden
  • Je kunt de taak van de nieren t.o.v. het bloed beschrijven
  • Je kunt beschrijven hoe de nieren werken
  • Je kunt van 5 stoffen in het bloed opschrijven op welke momenten ze in en uit het bloed gaan.

Slide 13 - Slide

Opruimdienst
Elke les 3 andere leerlingen
  • Tafels: recht en leeg
  • Stoelen: aangeschoven OF eind dag: op de tafels
  • Vloer: geen afval

Slide 14 - Slide