Les 2.4

Programma 
  • Terugblik vorige les
  • Doelen van deze les 
  • Uitleg paragraaf 2.3
  • 10 minuten in stilte aan het werk
  • Aan het werk (keuze) 
  • Afronding van deze les 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Programma 
  • Terugblik vorige les
  • Doelen van deze les 
  • Uitleg paragraaf 2.3
  • 10 minuten in stilte aan het werk
  • Aan het werk (keuze) 
  • Afronding van deze les 

Slide 1 - Slide

Jasper heeft geen geld meer en gaat geld lenen. Hij kiest een persoonlijke lening, omdat:
A
De looptijd en het leenbedrag vast staan.
B
De looptijd en het leenbedrag NIET vast staan
C
Hij zijn lening altijd kan opnemen tot een vast bedrag.
D
Deze lening is alleen voor hem en niet voor anderen.

Slide 2 - Quiz

Jasper gebruikt de lening voor het aanschaffen van een Playstation.
Is deze lening slim?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

Doelen van deze les 
  • Je kunt uitleggen dat je door verzekeren financiële risico's beperkt (risicoaversie).
  • Je kent het begrip eigen risico en kunt hiermee rekenen.
  • Je kunt berekenen wat een verzekering kost
  • Je kunt een goede afweging maken of verzekeren wel of niet nodig is. 
  • Je weet welk risico een verzekeringsmaatschappij loopt en hoe zij dit kunnen beperken

Slide 4 - Slide

Verzekeren
De verzekeraar (verzekeringsmaatschappij) neemt de financiële gevolgen over van een schade van de verzekerde (klant of consument). Als de verzekerde schade heeft kan de verzekeraar een bedrag uitkeren.


Slide 5 - Slide

Risico-aversie
Je kunt de kans op schade vermijden of uitbraak van schade verkleinen. Als je dit doet dan is er sprake van risico-aversie. 

Slide 6 - Slide

Premie
De prijs van de verzekering; het bedrag dat een verzekerde betaalt aan de verzekeringsmaatschappij om verzekerd te zijn.

De hoogte van de premie hangt af van het risico en hoogte van het verzekerd bedrag.

Slide 7 - Slide

Eigen risico
Het deel van de schade dat je als verzekerde zelf betaalt. Bij een zorgverzekering is dit verplicht, bij andere verzekeringen is dit vrijwillig. 




Mensen die meer risico lopen moeten meer premie betalen. Dit noemen we premiedifferentiatie
This video is no longer available
Welke video was dit?

Slide 8 - Slide

Waarom betaal je minder premie bij een hoger eigen risico?

Slide 9 - Open question

Polis
Een bewijs van verzekering.

Slide 10 - Slide

Verzekerings-voorwaarden

Hierin staan de rechten en de plichten van de verzekerde en de verzekeraar.

Slide 11 - Slide

Verzekeringkosten
Een verzekering kost geld. Je moet premie betalen. Daarnaast betaal je eenmalig poliskosten (voor het opmaken van de polis). Over de premie en de poliskosten moet je assurantiebelasting betalen.

Slide 12 - Slide

Solidariteit 
Verzekeren doe je samen. Als er schade is dan krijg je een vergoeding van de maatschappij. Als iedereen meedoet, ook als je een kleine kans op schade hebt, dan blijft dit betaalbaar.
Verzekeren alleen mensen zich die een hoog risico vormen? Dan noem je dit moral hazard. 

Slide 13 - Slide

Wat kost een verzekering?

Premie

Poliskosten +

Totaal

Assurantiekosten +                 

Verzekeringskosten

Slide 14 - Slide

voorbeeldsom

berekening totale verzekeringskosten

Jaap heeft een AVP verzekering. De premie bedraagt € 40,00 per maand.

De poliskosten zijn € 5,00. De assurantiebelasting is 21%.

Bereken de totale verzekeringskosten.

Premie               € 40

Poliskosten  + €   5 

                              € 45

Ass. bel         +  €   9,45  (21:100 x € 45)

totale kosten   € 54,45



Slide 15 - Slide

Thea sluit een doorlopende reisverzekering af. De jaarpremie is € 37, de poliskosten zijn € 5,25. De assurantiebelasting is 21%.
Bereken de verzekeringskosten.

Slide 16 - Open question

Is verzekeren altijd slim?

Nee. 
Kijk naar het risico en het schadebedrag. 



Slide 17 - Slide

Risico berekenen 
De kans dat je scooter wordt gestolen is 1:5. 
Dat wil zeggen dat eens in de vijf jaar je scooter gestolen wordt.
Een nieuwe scooter kost 2.000 euro. 

1:5 = 20% kans (1:5 = 0,2) 
20% van 2.000 = 400 euro      of       2.000 x 0,2 = 400 euro 
Is de premie per jaar minder dan 400 euro? Verzeker je dan!
Risico: kans op voorval x gemiddeld schadebedrag 

Slide 18 - Slide

Assymetrische informatie
informatie achterhouden
Moral hazard
niet voorzichtig zijn

Slide 19 - Slide

Welke maatregel werkt het best tegen moreel wangedrag (moral hazard)?
A
Premiedifferentiatie
B
Eigen risico
C
Overheidsingrijpen

Slide 20 - Quiz

Hoe noemen we de prijs die je betaalt om jouw risico te verzekeren?
A
Premie
B
Solidariteit
C
Polis
D
Eigen risico

Slide 21 - Quiz

Hoe noemen we dat deel van de schade die de verzekerde zelf moet betalen?
A
Polisvoorwaarden
B
Risicoaversie
C
Premiedifferentiatie
D
Eigen risico

Slide 22 - Quiz

Een zorgverzekeraar heeft te maken met mensen die op het aanvraagformulier niet invullen dat ze roken. Om welk risico gaat het hier?
A
Asymmetrische informatie
B
Moral hazard
C
Averechtse selectie
D
Moreel wangedrag

Slide 23 - Quiz

Hoe noem je het als mensen met een laag risico bereid zijn te betalen voor mensen met een hoog risico?
A
Risicospreiding
B
Solidariteit
C
Risicoaversie
D
Moral hazard

Slide 24 - Quiz

Je sluit een verzekering af voor je mobiel. Welke kosten betaal je niet in het tweede jaar?
A
Assurantiebelasting
B
Poliskosten
C
Premie

Slide 25 - Quiz

Wat is risico-aversie?
A
Het opzoeken van risico's
B
Verzekeren
C
Sparen
D
Het vermijden van risico's

Slide 26 - Quiz

Aan het werk 


De komende 10 minuten gaat iedereen aan het werk met deze opdrachten. Je kunt nu geen vragen stellen of overleggen. 

Verplicht maken: 38 t/m 49 en 51
timer
10:00

Slide 27 - Slide

Keuzewerk


Je kunt aan de slag met de volgende keuzes: 

  • Huiswerk maken: Verplicht maken: 38 t/m 49 en 51
  • Maken eigen samenvatting 
  • Eigen keuze: in overleg met Tobias 
timer
10:00

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide