Herhalen voor SE 3 vrijdag !!!

Herhaling H4, H5 en H6

Economie K4 
1 / 37
next
Slide 1: Slide
economieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Herhaling H4, H5 en H6

Economie K4 

Slide 1 - Slide

Waarom exporteert NL goederen en diensten?

Slide 2 - Open question

Geef een ander woord voor export
A
import
B
invoer
C
uitvoer
D
exit

Slide 3 - Quiz

Van welke rechtsvorm is er sprake als je vennootschapsbelasting moet betalen.
A
bv
B
eenmanszaak
C
vof

Slide 4 - Quiz

Een tijdelijke baan noem je ook wel ...
A
vaste baan
B
flexibele baan

Slide 5 - Quiz

Betaalde arbeid waarover je belasting en premies afdraagt is.....
A
zwart werk
B
wit werk
C
grijs werk

Slide 6 - Quiz

Wat betekent het als een land een ‘gesloten economie’ heeft?
A
Dat het land een hoog overschot heeft op de betalingsbalans.
B
Dat het land naar verhouding weinig in- en uitvoert ten opzichte van het nationaal inkomen.
C
Dat het land in verhouding veel export en weinig import heeft.
D
Dat het land een groot deel van het nationaal inkomen verdient met export of besteedt aan import.

Slide 7 - Quiz

Hoe lang mag een proeftijd maximaal duren?
A
1 maand
B
2 maanden
C
3 maanden
D
4 maanden

Slide 8 - Quiz

Noem 3 redenen waarom Nederland goederen/diensten importeert

Slide 9 - Open question

Leg uit waarom een toename van de export goed is voor de werkgelegenheid?

Slide 10 - Open question

Een land met een open economie
A
exporteert veel en import veel t.o.v. het nationaal inkomen
B
exporteert weinig en import weinig t.o.v. het nationaal inkomen
C
exporteert veel en importeert weinig t.o.v. het nationaal inkomen
D
exporteert weinig en import veel t.o.v. het nationaal inkomen

Slide 11 - Quiz


Nederland heeft een ...(1)... (gesloten / open) economie . Nederland is voor zijn inkomsten …(2)... (wel / niet) afhankelijk van de export.
A
1 = open 2= wel
B
1 = open 2 = niet
C
1= gesloten 2= niet
D
1= gesloten 2= wel

Slide 12 - Quiz

Welke bewering is juist?
A
De toegevoegde waarde van wederuitvoer is hoger dan de toegevoegde waarde van producten die we in eigen land maken
B
Nederland heeft meestal een tekort op de betalingsbalans.
C
Een koersstijging van de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro is gunstig voor Nederlandse bedrijven die naar de VS exporteren

Slide 13 - Quiz

Leyla en Fatima gaan op vakantie naar Turkije. Is er voor Turkije sprake van import of export wanneer Leyla en Fatima als toerist naar Turkije gaan?
A
Export, want Turkije verdient geld vanuit het buitenland
B
Import, want Turkije verdient geld vanuit het buitenland.
C
Export, want Turkije betaalt geld aan het buitenland.
D
Import, want Turkije betaalt geld aan het buitenland.

Slide 14 - Quiz

Als de koers van de euro ten opzichte van vreemde valuta stijgt, wordt het voor Nederland ...?.. om te importeren.
A
goekdoper
B
duurder

Slide 15 - Quiz

Ahmet bestelt zijn kleding via internet in Duitsland en Italië.
A
Hier is sprake van "vrij verkeer van personen"
B
Hier is sprake van "vrij verkeer van goederen"
C
Hier is sprake van "vrij verkeer van kapitaal"

Slide 16 - Quiz

Om welke afspraak over vrijhandel gaat het?
Berat woont in Nederland, maar zijn spaargeld staat op een bank in Luxemburg.
A
Vrij verkeer van personen
B
Vrij verkeer van kapitaal
C
Vrij verkeer goederen en diensten

Slide 17 - Quiz

Om welke afspraak over vrijhandel gaat het?
Anas haalde zijn diploma in Nederland, maar werkt in Italië.
A
Vrij verkeer van personen
B
Vrij verkeer van kapitaal
C
Vrij verkeer goederen en diensten

Slide 18 - Quiz

In de Europese Unie is er één markt. Bulgarije is ook lid van de EU. Veel Bulgaren
werken in Duitsland en Nederland. Waarom mag dit?
A
In de EU is er vrij verkeer van goederen en diensten.
B
In de EU is er vrij verkeer van kapitaal.
C
In de EU is er vrij verkeer van personen.

Slide 19 - Quiz

Wat is de EMU
A
Alle landen die de euro als wettig betaalmiddel hebben.
B
Alle landen die belasting moeten betalen aan Europa.

Slide 20 - Quiz

Veel EU-landen nemen deel aan de EMU en hebben de euro als wettig betaalmiddel. Deze landen vormen samen de
A
E zone
B
Eurozone

Slide 21 - Quiz

Wat is het voordeel van de Eurozone?

Slide 22 - Open question

Vrijhandel =
A
Maatregelen om bedrijven in het eigen land te beschermen tegen concurrentie uit andere landen.
B
Je mag producten vrij - en uitvoeren zonder dat je invoerrechten hoeft te betalen.

Slide 23 - Quiz

Wat is de hoofddoelstelling van de ECB?
A
Een soepel en betrouwbaar betalingsverkeer
B
Veilig houden van spaartegoeden
C
Een hoge koers van de euro
D
Stabiele prijzen (net geen 2% inflatie)

Slide 24 - Quiz

Noem drie kenmerken van een ontwikkelingsland

Slide 25 - Open question

Hoe noemen we het wanneer een land afhankelijk is van slecht een of twee producten voor de inkomsten bij de export?
A
Buffervoorraden
B
Monocultuur
C
Grondstofovereenkomst
D
Ruilvoet

Slide 26 - Quiz

Wat bedoelen we met het begrip ruilvoet?
A
de verhouding tussen het prijspeil van de exportproducten en het prijspeil van de olie
B
de verhouding tussen het prijspeil van de exportproducten en het prijspeil van de importproducten
C
de verhouding tussen het prijspeil van de olie en het prijspeil van de steenkool
D
Als je je voeten wilt ruilen tegen handen.

Slide 27 - Quiz

Ruilvoet is verhouding tussen import en export. Wanneer verbetert de ruilvoet?
A
Exporthoeveelheid daalt en importhoeveelheid stijgt
B
Exporthoeveelheid stijgt en importhoeveelheid daalt
C
Exportprijs daalt en importprijs stijgt
D
Exportprijs stijgt en importprijs daalt

Slide 28 - Quiz

Microkredieten worden voornamelijk verstrekt aan kleine ondernemers in ontwikkelingslanden die daar niet kunnen lenen bij traditionele banken. Om wat voor reden kunnen kleine ondernemers vaak niet lenen bij traditionele banken?


A
Zij hebben geen vast inkomen
B
Zij hebben geen schuld bij de bank
C
Zij hebben veel onderpand
D
Zij hebben geen lening nodig

Slide 29 - Quiz

Hulp op korte termijn is altijd
A
noodhulp
B
structurele hulp

Slide 30 - Quiz

Wat voor soort hulp wordt er verleend wanneer er men in een land een de vicieuze cirkel wil doorbreken?
A
Noodhulp
B
Structurele hulp

Slide 31 - Quiz

Hoe noemen we een samenwerkingsverband tussen kleine boeren in ontwikkelingslanden?
A
monocultuur
B
bilaterale hulp
C
noodhulp
D
coöperatie

Slide 32 - Quiz

Verbetering van onderwijs is een voorbeeld van
A
noodhulp
B
structurele hulp

Slide 33 - Quiz

Wat voor soort hulp wordt er verleend wanneer er in een land een aardbeving heeft plaatsgevonden?
A
Noodhulp
B
Structurele hulp

Slide 34 - Quiz

Hulp op lange termijn is ..
A
Noodhulp
B
Structurele hulp

Slide 35 - Quiz

Wat houdt protectionisme in?
A
Stimuleren van handel met andere landen
B
Het vasthouden van eigen bedrijven
C
Beschermen van de eigen handelsmarkt
D
Beleid om MNO's het land in te halen

Slide 36 - Quiz

Welk protectiemaatregel hoort bij de volgende voorbeeld:
Action mag geen Chinees speelgoed meer kopen. Het maximum is bereikt.
A
contingentering
B
exportsubsidie
C
invoerrechten

Slide 37 - Quiz