This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Soortelijke warmte
Benodigheden
- Aantekeningenschrift
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp:
JA!
Telefoons in de telefoontas!
Slide 1 - Slide
Zet de stappen van een berekening in de juiste volgorde
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Formule
Berekening
Gegevens
Gevraagd
Antwoord
Eenheid
Slide 2 - Drag question
Schrijf zo volledig mogelijk op wat temperatuur precies is.
Slide 3 - Open question
De soortelijke warmte
Slide 4 - Slide
Temperatuur
Temperatuur is de maat van de gemiddelde snelheid van de deeltjes van een stof.
Je weet dat moleculen altijd bewegen, zelfs in een vaste stof, en hoe sneller deze beweging is, des te hoger is de temperatuur.
Slide 5 - Slide
Schrijf zo volledig mogelijk op wat warmte precies is.
Slide 6 - Open question
Warmte
Warmte is de energie die voor verandering van temperatuur zorgt.
Door warmte toe te voegen aan een stof, neemt de temperatuur dus toe. De deeljes gaan dan sneller bewegen. Door warmte uit een stof weg te halen, daalt de temperatuur en bewegen de moleculen langzamer.
De hoeveelheid energie (warmte) die je nodig hebt om een stof te verwarmen is afhankelijk van drie factoren:
De temperatuursverandering
De hoeveelheid van de stof
De soort stof (soortelijke warmte)
Slide 11 - Slide
De hoeveelheid energie (warmte) die je nodig hebt om een stof te verwarmen is afhankelijk van: ......
Slide 12 - Open question
Slide 13 - Video
Onderzoek: Thema 2 - verbrandingsonderzoek
Slide 14 - Slide
Je verwarmt 50 g water(soortelijke warmte 4,2 J/g·K) van 20°C naar 30°C. Bereken de hoeveelheid energie die hiervoor nodig is.
1. gevraagd
2. gegeven
3. formule
4. berekening
5. antwoord
Slide 15 - Slide
Je verwarmt 50 g water(soortelijke warmte 4,2 J/g·K) van 20°C naar 30°C. Bereken de hoeveelheid energie die hiervoor nodig is.
1. gevraagd
2. gegeven
3. formule
4. berekening
5. antwoord
1. Hoeveel energie?
2. c = 4,2 J/g·K
m = 50 g
ΔT = 30 - 20 = 10 °C
3. E = c x m x ΔT of te wel E = c · m · ΔT
4. E = 4,2 x 50 x 10
5. E = 2100 J
Slide 16 - Slide
Je verwarmt 20 g marmer (soortelijke warmte 0,88 J/g·K) van 30°C naar 60°C. Bereken de hoeveelheid energie die hiervoor nodig is.
1. gevraagd
2. gegeven
3. formule
4. berekening
5. antwoord
Slide 17 - Slide
Je verwarmt 20 g marmer (soortelijke warmte 0,88 J/g·K) van 30°C naar 60°C. Bereken de hoeveelheid energie die hiervoor nodig is.
1. gevraagd
2. gegeven
3. formule
4. berekening
5. antwoord
1. E?
2. m = 20 g
c = 0,88 J/g·K
ΔT = 60 - 30 = 30 °C
3. E = c · m · ΔT
4. E = 0,88 · 20 · 30
5. E = 528 J
Slide 18 - Slide
Je verwarmt 200 g aluminium (soortelijke warmte 0,88 J/g·K) van 230°C naar 600°C. Bereken de hoeveelheid energie die hiervoor nodig is.
Slide 19 - Open question
Je verwarmt 105 g marmer (soortelijke warmte 0,88 J/g·K) van 75°C naar 129°C. Bereken de hoeveelheid energie die hiervoor nodig is.
Gesproken uitleg
Slide 20 - Open question
Je verwarmt 150 g van een onbekende stof van 300°C naar 425°C en dit kost je 8625 J. Welke stof is dit?
Slide 21 - Open question
Je verwarmt 150 g van een onbekende stof van 300°C naar 425°C en dit kost je 8625 J. Welke stof is dit?
1. gevraagd
2. gegeven
3. formule
4. berekening
5. antwoord
1. welke stof, dus je wil c weten
2. m = 150 g
ΔT = 425 - 300 = 125°C
E = 8625 J
3. E = c · m · ΔT
4. 8625 = c · 150 · 125
5. c = 0,46 J/g·K - dus ijzer!
Slide 22 - Slide
* Ik weet wat er bedoeld wordt met het begrip soortelijke warmte. * Ik ken de formule van soortelijke warmte * Ik kan deze formule toepassen in berekeningen
A
Ik beheers deze leerdoelen allemaal
B
Ik beheers alleen de eerste twee leerdoelen
C
Ik beheers alleen het middelste leerdoel
D
Ik beheers geen van deze drie leerdoelen
Slide 23 - Quiz
00:32
Hoe meet of bepaal je dit temperatuurverschil in de praktijk?
Slide 24 - Open question
02:16
Wat is de eenheid van Energie? (Geef zowel de naam als de afkorting)
Slide 25 - Open question
02:59
Waar staat Δ (uitspreken als delta) voor?
Slide 26 - Open question
Leerdoelen van deze les
Na afloop van deze les zou je deze drie leerdoelen nu moeten beheersen:
Ik weet wat er bedoeld wordt met het begrip soortelijke warmte.
Ik ken de formule van soortelijke warmte
Ik kan deze formule toepassen in berekeningen
In de volgende afsluitende vraag moet je aangeven hoeveel en welke van deze leerdoelen je beheerst.
Slide 27 - Slide
Bereken hoeveel energie het kost om 20 g ijzer 20 °C te verwarmen.
Slide 28 - Open question
Bereken hoeveel energie het kost om 1 kg olijfolie 10 graden op te warmen.
Slide 29 - Open question
Het kost 4180 J aan energie om 100 gram water .. °C te laten stijgen. Hoeveel graden °C is het water gestegen?
Slide 30 - Open question
Je verwarmt 150 g van een onbekende stof van 300°C naar 425°C en dit kost je 8625 J. Welke stof is dit?