Examentraining Leesteksten 4T

Inleiding
  • tijdplanning
  • indeling examen
  • benodigdheden
  • aanpak teksten

1 / 42
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Inleiding
  • tijdplanning
  • indeling examen
  • benodigdheden
  • aanpak teksten

Slide 1 - Slide

Hoeveel tijd heb je voor het eindexamen Engels?
A
anderhalf uur
B
twee uur
C
twee en een half uur
D
drie uur

Slide 2 - Quiz

Wat neem je mee voor je examen Engels?

Slide 3 - Open question

Indeling Examen

Slide 4 - Slide

Aanpak teksten
  • meerkeuzevragen
  • open vragen
  • gatenteksten


  • juist/onjuist vragen
  • zoekvragen
  • volgorde vraag
  • woordenboekgebruik
  • linking words
  • adviezen

Slide 5 - Slide

Meerkeuzevragen

  1. Kijk naar de titel, inleiding, naam van de schrijver etc.
  2. Wat weet je al van het onderwerp?
  3. Bekijk de vragen die bij de tekst horen.
  4. Skim and scan de tekst.
  5. Probeer lastige woorden te begrijpen via de context.
  6. Lees de vraag en de bijbehorende alinea.
  7. Let op de eerste en laatste zin van de alinea. (Dit is vaak de hoofdgedachte).
  8. Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc.
  9. Wat is je eigen antwoord?
  10. Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen antwoord ligt.
  11. Onderstreep het gedeelte dat overeenkomt met jouw gekozen antwoord.
  12. Controleer of het onderstreepte tekstgedeelte overeenkomt met je antwoord.
  13. Als je het antwoord niet weet. Streep foute antwoorden weg.



Slide 6 - Slide

 Open vragen

  1. Kijk naar de titel, inleiding, naam van de schrijver etc.
  2. Wat weet je al van het onderwerp?
  3. Bekijk de vragen die bij de tekst horen.
  4. Skim and scan de tekst.
  5. Probeer lastige woorden te begrijpen via de context.
  6. Lees de vraag en de bijbehorende alinea.
  7. Let op de eerste en laatste zin van de alinea. (Dit is vaak de hoofdgedachte).
  8. Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc.

  9. Onderstreep het gedeelte waarin het antwoord staat..

  10. Formuleer duidelijk
  11. bij de vraag staat hoe je moet antwoorden. bijv. Geef antwoord in het Nederlands OF Citeer (Schrijf over uit de tekst).





Slide 7 - Slide

Gatenteksten

  1. Kijk naar de titel, inleiding, naam van de schrijver etc.
  2. Wat weet je al van het onderwerp?
  3. Bekijk de vragen die bij de tekst horen.
  4. Skim and scan de tekst.
  5. Probeer lastige woorden te begrijpen via de context.
  6. Lees de vraag en de bijbehorende alinea.
  7. Let op de eerste en laatste zin van de alinea. (Dit is vaak de hoofdgedachte).

  8. Bekijk het stukje voor en na de  gaten goed. (Is het bijvoorbeeld een opsomming, tegenstelling, gevolg?)


  9. Wat is je eigen antwoord?
  10. Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen antwoord ligt. 
  11. Zoek de woorden in de antwoordmogelijkheden op, indien nodig.
  12. Lees het stuk opnieuw. Klopt je antwoord in de tekst.




Slide 8 - Slide


  1. Kijk naar de titel, inleiding, naam van de schrijver etc.
  2. Wat weet je al van het onderwerp?
  3. Bekijk de vragen die bij de tekst horen.
  4. Skim and scan de tekst.
  5. Probeer lastige woorden te begrijpen via de context.
  6. Lees de vraag en de bijbehorende alinea.
  7. Let op de eerste en laatste zin van de alinea. (Dit is vaak de hoofdgedachte).
  8. Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc.
  9. Wat is je eigen antwoord?
  10. Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen antwoord ligt.
  11. Onderstreep het gedeelte dat overeenkomt met jouw gekozen antwoord.
  12. Controleer of het onderstreepte tekstgedeelte overeenkomt met alle elementen in het antwoord.




Slide 9 - Slide

Zoekvragen

  1.  Lees de zoekopdracht/vraag goed door
  2.  kijk naar de verschillende rubrieken: staan ze alfabetisch, op onderwerp
  3.  Lees de 'kopjes' en beslis dan of het noodzakelijk is dat stuk te lezen.
  4. Beantwoord de vraag
  5. Controleer of je juist geformuleerd hebt en de vraag echt beantwoord hebt.




Slide 10 - Slide

Volgorde vraag
Bij een volgordevraag moet je alinea’s in de juiste volgorde zetten zodat je weer een goedlopend artikel krijgt.
Twee dingen zijn hierbij erg belangrijk:


  1. Kennis van de structuur van een artikel: inleiding – middenstuk – afsluiting/ conclusie
  2. Verbanden tussen de alinea’s herkennen




Slide 11 - Slide

Woordenboek

  1. Bekijk eerst of je de betekenis in de context weet.

  2. Bekijk of het woord op een ander woord lijkt.
  3. Zoek het basiswoord. (slow ipv slowly, extend ipv extended)
  4. Er staan vaak meerdere betekenissen. Zoek de meest passende.
  5. Oefen met het woordenboek dat je op je examen gaat gebruiken.

Slide 12 - Slide

1 Bestudeer de signaalwoorden

Slide 13 - Slide

Adviezen

  1. Brede belangstelling helpt - lees de krant, volg het nieuws.
  2. Lees Engelse boeken, artikelen.
  3. Brede woordenschat maakt teksten lezen gemakkelijker. Bestudeer woordenlijsten.
  4. Hoofdstuk 20 van het examenidioom
  5. Oefen met examenteksten - examenbundel of examenblad.nl




Slide 14 - Slide

Woordquiz

Slide 15 - Slide

"He will not return ........ we get back," he said quickly.
A
thus
B
before
C
hence
D
because

Slide 16 - Quiz

I expect you to repay me ...... it's sold.
A
moreover
B
in addition
C
hence
D
once

Slide 17 - Quiz

We went to bed and slept .........morning.
A
otherwise
B
until
C
whereas
D
despite

Slide 18 - Quiz

"I'm sorry I didn't get up .........," Carmen said.
A
earlier
B
since
C
thus
D
hence

Slide 19 - Quiz

A few minutes ........ he walked down the hallway.
A
therefore
B
moreover
C
meanwhile
D
later

Slide 20 - Quiz

........ he knew what a chicken she was.
A
moreover
B
Now
C
whereas
D
thus

Slide 21 - Quiz

Even by ........... standards these were large aircraft.
A
now
B
before
C
present-day
D
since

Slide 22 - Quiz

When they go to Austria, they like walking ............ skiing.
A
as well as
B
in addition
C
as long
D
because of

Slide 23 - Quiz

I can play quite a few musical instruments, ........., the flute, the guitar, and the piano.
A
neither nor
B
both and
C
either or
D
for example

Slide 24 - Quiz

My father loves going to restaurants which serve exotic foods. .........., last week he went to a restaurant which serves deep-fried rattlesnake.
A
For instance
B
equally
C
admittedly
D
certainly

Slide 25 - Quiz

The V2 was not an ordinary weapon: it could only be used against cities. ............. the atom bomb.
A
moreover
B
otherwise
C
however
D
Likewise

Slide 26 - Quiz

Countries .......... Sweden have a long record of welcoming refugees from all over the world.
A
despite
B
such as
C
besides
D
provided

Slide 27 - Quiz

Most of the men who now gathered round him again were ............... dressed.
A
certainly
B
however
C
similarly
D
meanwhile

Slide 28 - Quiz

I'll take care of the others ...... you want to watch the kids.
A
although
B
if
C
unless
D
though

Slide 29 - Quiz

..........I have a long journey to school, I quite like travelling there on the bus
A
and
B
but
C
although
D
because

Slide 30 - Quiz

My school has got a great swimming pool ............we don't use it very often
A
and
B
but
C
despite
D
however

Slide 31 - Quiz

I thought I was doing well. ....., my teacher says I need a bit more practice
A
Although
B
However
C
But
D
Despite

Slide 32 - Quiz

purpose
A
opzettelijk
B
doel
C
misschien
D
alhoewel

Slide 33 - Quiz

achieve
A
werken
B
instemmen met
C
bereiken
D
het is maar goed dat

Slide 34 - Quiz

develop
A
ontwikkelen
B
aantrekken
C
duidelijk
D
opvoeding

Slide 35 - Quiz

increase
A
vergroten
B
afname
C
oplossing
D
toename

Slide 36 - Quiz

violence
A
vriendelijk
B
onderzoek
C
geweld
D
in elkaar slaan

Slide 37 - Quiz

average
A
op leeftijd
B
oudere
C
bos
D
gemiddelde

Slide 38 - Quiz

common
A
computerprogramma
B
website
C
forens
D
gewoon

Slide 39 - Quiz

Training Exam 
Examen 2021 

Slide 40 - Slide

Questions....

Slide 41 - Slide

Good luck with studying for your English exam!

Slide 42 - Slide