De past perfect betekent 'voltooid verleden tijd'
Je gebruikt de past perfect om twee gebeurtenissen in het verleden te bespreken, en aan te geven dat iets eerder is gebeurd dan iets anders. De past perfect geeft dan aan wat het langst geleden is:
As soon as everyone had left, he went to bed
Before I went to school, I had eaten a sandwich
De past perfect staat dan vaak samen met de past simple (verleden tijd) in een zin.
Hij komt nooit voor zonder een andere verleden tijd in de zin!