diagnostische toets stoma

Diagnostische toets 
Stoma 
1 / 11
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Diagnostische toets 
Stoma 

Slide 1 - Slide

De naam van een stoma is afhankelijk van de locatie.

Een kunstmatige uitgang van de dunne darm heet een .....
A
Colostoma
B
Ileostoma
C
Urostoma
D
Indiana Pouch

Slide 2 - Quiz

Bij een ileostoma is de dikke darm vaak in zijn geheel verwijderd.

Hierdoor is het verlies aan ..... groter.
A
Water
B
Zouten
C
Beide bovenstaande
D
Geen van beide bovenstaande

Slide 3 - Quiz

Een tijdelijk stoma is meestal een ..... stoma.
A
Enkelloops
B
Dubbelloops
C
Beide bovenstaande
D
Geen van beide bovenstaande

Slide 4 - Quiz

Het stomazakje van een uro- of ileostoma met een tweedeling opvangysteem vervang je .....
A
1-2 x per dag
B
Elk uur
C
2 x per week
D
Om de 2 uur

Slide 5 - Quiz

De huidplaat van een ileo- of urostoma met een tweedelig opvangsysteem vervang je .....
A
Dagelijks
B
2-3 x per week
C
Wekelijks
D
Eén keer per 2 weken

Slide 6 - Quiz

Je moet een stoma voorzichtig schoonmaken omdat het slijmvlies kwetsbaar is.

Het is ..... wanneer het slijmvlies tijdens het schoonmaken een beetje bloedt.
A
Normaal
B
Verontrustend

Slide 7 - Quiz

Zorgvragers met een urostoma hebben een groter risico om een urineweginfectie op te lopen.

Deze kans is te verkleinen door ..... te slikken.
A
Vit A
B
Vit B
C
Vit C
D
Vit D

Slide 8 - Quiz

In de eerste drie maanden na de operatie wordt de stoma kleiner. Je gebruikt tijdens deze periode een uitknipbare huidplaat. Het is van belang dat de huidplaat goed past.

Hoeveel ruimte mag je maximaal tussen de stoma en de huidplaat laten?
A
1mm
B
2mm
C
3mm
D
4mm

Slide 9 - Quiz

Zorgvragers met een ileostoma hebben met name een risico op een gebrek aan .....
A
Vit B1
B
Vit B6
C
Vit B12
D
Vit D

Slide 10 - Quiz

Huidirritatie komt veel. Dit heeft verschillende oorzaken, zoals lekkage, ruw omgaan met de huid of een allergische reactie.

Bij zorgvragers met een geïrriteerde huid gaat de voorkeur uit naar een ..... systeem.
A
Eendelig systeem
B
Tweedelig systeem
C
Dit maakt geen verschil

Slide 11 - Quiz