bron G en H

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

bron G en H

Lesdoel

Aan het einde van de les weet je hoe je het werkwoord hebben kan gebruiken in Franse zinnen.

Programme

1) herhaling avoir

2) zinnen met avoir

3) nakijken exercices 30/31

4) schrijf een verhaaltje 

Avoir et se présenter

Tu as quel âge?

J'ai douze ans

Tu as une soeur?

J'ai un chien

J'ai un petit frère

Phrases-clés p.54

Kun je het ook met zinnen?

Kies de juiste vervoeging: welke past in de zin?

Nous ..... une voiture et un vélo

1. a
2. ont
3. avez
4. avons

Ils / Elles .... une grand-mère super!

1. avons
2. a
3. ont
4. avez

Jaques et Françoise .... trois pommes

1. ai
2. a
3. avons
4. ont

Hoe vraag je aan een vriend of hij een broer heeft?
Heb jij een broer?

Hoe zeg je dat je twaalf jaar bent?

Hoe vraag je hoe oud hij is?

Vous ..... une grande chambre?

1. ai
2. avez
3. avons
4. as

Tu .... une sœur?

1. ont
2. a
3. as
4. avons

Il .... quinze ans

1. as
2. a
3. ai
4. avez

Tu ... quel âge?

1. as
2. es
3. avez
4. ont

La ville .... beaucoup de magasins

1. avons
2. a
3. est
4. ont

Non, j'.... un frère

1. ai
2. a
3. as
4. ont

Le chat ... mal à la patte

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Nakijken: les exercices 30,31.

Daarna gaan we oefenen met de oefeningen in chapitre 4 (p. 140)

4a,b,c

Klaar?

ex. 32 Je schrijft een stukje over de familie van Lily  Schrijf op hoe haar zusje, broer en hond heten en hoe oud ze zijn

Exercices (p.48 e.v.)

Je maakt:

30 a,b,c zelfstandig

30 d klassikaal

31a,c,d,e zelfstandig

Ça va bien?