This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Afsluiting H3 mengsels scheiden
Slide 1 - Slide
Zout water is een homogeen mengsel
A
Waar
B
Niet waar
Slide 2 - Quiz
Nevel is homogeen mengsel
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
Wat is GEEN eigenschap van een heterogeen mengsel
A
De twee bestanddelen zijn te herkennen in het mengsel
B
Het mengsel kan uit zichzelf gaan ontmengen
C
Een heterogeen mengsel is altijd troebel
D
In een heterogeen mengsel zijn de moleculen verdeeld
Slide 4 - Quiz
Wat voor type mengsel zien we hiernaast?
A
Een emulsie
B
Een heterogeen mengsel
C
Een homogeen mengsel
D
Een suspensie
Slide 5 - Quiz
Welk begrip hoort bij deze uitleg: Een mengsel van gesmolten metalen
Slide 6 - Open question
Wat zie je hiernaast afgebeeld?
A
Het scheiden van een mengsel
B
Een chemische reactie
C
Het mengen van een homogeen en een heterogeen mengsel
D
Een fotolyse
Slide 7 - Quiz
Een zak winegums van 0,25 kg bevat 95 gram suiker. Wat is het massa% suiker in de zak winegums
Slide 8 - Open question
Het volumepercentage alcohol in bier is 5 vol%. Als je een glas bier van 333 mL besteld, hoeveel mL alcohol zit hier dan in?
Slide 9 - Open question
Om oploskoffie te maken moet je 16 gram oploskoffie toevoegen aan 200 mL water. Wat is de concentratie is g/L?
Slide 10 - Open question
Op basis van welke scheidingsmethode kan je bezinken?
A
Op basis van deeltjesgrootte
B
Op basis van volume
C
Op basis van massa
D
Op basis van dichtheid
Slide 11 - Quiz
Op basis van welke stofeigenschap kan je filtreren?
A
Op basis van deeltjesgrootte
B
Op basis van kookpunt
C
Op basis van oplosbaarheid
D
Op basis van dichtheid
Slide 12 - Quiz
Wat blijft er achter in het filter?
A
De vaste stof
B
De vloeistof
C
Het filtraat
D
Het residu
Slide 13 - Quiz
David heeft een mengsel van een vaste stof in een vloeistof. Hij wilt dit graag scheiden maar hij heeft hier weinig tijd voor. Voor welke scheidingsmethode moet David kiezen?
A
Bezinken & afschenken
B
Filtreren
Slide 14 - Quiz
Ilse heeft 100L van krijt (een vaste stof) in water. Ze wilt dit graag scheiden. Welke scheidingsmethode kan ze het beste kiezen?
A
Bezinken & afschenken
B
Filtreren
Slide 15 - Quiz
Welk mengsel kan je scheiden met bezinken en filtreren?
A
Emulsie
B
Suspensie
C
Oplossing
D
Legering
Slide 16 - Quiz
Welk mengsel kan je scheiden door in te dampen?
A
Emulsie
B
Suspensie
C
Oplossing
D
Legering
Slide 17 - Quiz
Welk mengsel kan je scheiden door te destilleren
A
Homogeen mengsel
B
Heterogeen mengsel
Slide 18 - Quiz
Waar bevindt zich de stof met het laagste kookpunt bij het destilleren?
A
In het residu
B
In het destillaat
C
In het filtraat
D
In de koeler
Slide 19 - Quiz
Welke scheidingsmethode gebruik je om te scheiden op basis van kookpunt?
A
Adsorberen
B
Extraheren
C
Indampen
D
Destilleren
Slide 20 - Quiz
Karin heeft een mengsel van een vaste stof opgelost in een vloeistof. Ze wilt het graag scheiden, welke scheidingsmethode moet Karin gebruiken?
A
Indampen
B
Destilleren
C
Filtreren
D
Bezinken
Slide 21 - Quiz
Wat doet de koeler?
Slide 22 - Open question
Op basis van welke stofeigenschap is extraheren gebaseerd?
A
Op basis van massa
B
Op basis van kookpunt
C
Op basis van oplosbaarheid
D
Op basis van brandbaarheid
Slide 23 - Quiz
Na het extraheren moet je vaak nog een extra stap uitvoeren. Wat is die stap?
A
Je moet het dan nog goed afschenken
B
Het extractiemiddel verwijderen
C
Het oplosmiddel verwarmen
D
Het mengsel filtreren
Slide 24 - Quiz
Op basis van welke stofeigenschap is adsorberen gebaseerd?
A
Op adsorptievermogen
B
Op absorptievermogen
C
Op basis van aanhechtingsvermogen
D
Op basis van koppelvermogen
Slide 25 - Quiz
Welke type stoffen kan je met behulp van adsorberen ergens uit halen?
A
Zoetstoffen
B
Geurstoffen
C
Kleurstoffen
D
Smaakstoffen
Slide 26 - Quiz
Het adsorptiemiddel plakt aan de oplossing vast waardoor de geur-, kleur- en smaakstoffen eruit kunnen worden gehaald
A
Waar
B
Niet waar
Slide 27 - Quiz
Sandra heeft per ongeluk wijn gekocht met een hoog alcoholpercentage. Met welke scheidingsmethode kan ze het alcoholpercentage lager maken?
A
Filtreren
B
Extraheren
C
Indampen
D
Destilleren
Slide 28 - Quiz
Jan heeft bij de snoepwinkel een grote zak Skittles gekocht. Hij vindt de paarse het allerlekkerst dus die eet hij als eerste op. Van welke stofeigenschap heeft Jan gebruik gemaakt?
Slide 29 - Open question
Sven werkt in de keuken van een restaurant en moet een slasaus maken. De concentratie zout in de slasaus is 4,3 g/L. Sven heeft 620 mL nodig. Hoeveel zout moet hij toevoegen?
Slide 30 - Open question
Jullie weten allemaal dat de toets pas de eerste les na de toetsweek is!
A
Tuurlijk, ik heb goed opgelet in de les
B
Het staat al in mijn agenda
C
Ehm dat was ik vergeten maar ik ga het nu opschrijven
D
Dat wist ik nog niet oeps! Gelukkig weet ik het nu en zorg ik dat ik goed heb geleerd