This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Zinsbouw
Wat leren we vandaag?
woord volgorde
zin met 3 of meer woorden
voegwoorden tussen 2 zinnen: en, maar, want, of
Slide 1 - Slide
De basis van een zin
1= wie of wat (onderwerp)
2= het werkwoord
3= extra informatie
1
2
3
Ik
ga
naar school.
Slide 2 - Slide
1. Jan loopt naar school. 2. Ik heb een broer en een zus. 3. De zoon heet David. 4. Ik schrijf de woorden.
5. Wij wonen in Portugal. 6. Zij zijn getrouwd.
Waar is het onderwerp in de zin?
Slide 3 - Slide
1. Jan loopt naar school. 2. Ik heb een broer en een zus. 3. De zoon heet David. 4. Ik schrijf de woorden.
5. Wij wonen in Portugal. 6. Zij zijn getrouwd.
Waar is het werkwoord in de zin?
Slide 4 - Slide
De woordvolgorde van de rest van de zin.
De woordvolgorde in de rest van de zin.
Het meeste gebruik je:
Tijd - manier (hoe) - Plaats - wat
Ik loop vanmiddag naar het centrum van Maastricht.
Slide 5 - Slide
begint-De les-negen-uur-om
Slide 6 - Open question
slaap-Ik-tien-altijd uur-tot
Slide 7 - Open question
Hij-fiets-nieuwe-koopt-een
Slide 8 - Open question
een paar dagen - Ik - met vrienden - ga - naar Parijs
Slide 9 - Open question
Loop - naar - vrijdag - mij - met - jij - school?
Slide 10 - Open question
ben-jij-op-school-niet-Waarom?
Slide 11 - Open question
Voegwoorden
Voegwoorden zijn een soort cement.
Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.
Slide 12 - Slide
Schrijf op in je schrift
De voegwoorden en, maar, want en of kunnen 2 zinnen aan elkaar maken.
Slide 13 - Slide
Voegwoorden
Voegwoorden: hoofdzinnen kunnen met elkaar verbonden worden door de voegwoorden en, maar, want of of. Het onderwerp en het werkwoord staan naast elkaar.
Voorbeeld:
Het is al laat en daarom kom ik vanavond. Het is al laat, maarik kom toch vanmiddag. Ik kom vanavond, wanthet is al laat. Kom je vanmiddag ofkom je vanavond?
Slide 14 - Slide
Voegwoorden van tijd
Een voorbeeld van een verband in een tekst is tijd. Door een voegwoord van tijd weet jij wanneer iets is gebeurd. Dat kan precies, maar dat kan ook niet precies.