This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
SPAREN EN LENEN
Slide 1 - Slide
Spaar jij voor iets?
A
Ja
B
Nee
Slide 2 - Quiz
Wat zijn motieven om te sparen?
Slide 3 - Mind map
Slide 4 - Slide
Hoeveel bedraagt de huidige spaarrente ongeveer? (zoek online)
Slide 5 - Open question
Spaarrente
Slide 6 - Slide
nuactueel.noordhoff.nl
Slide 7 - Link
timer
2:00
..................... is een vergoeding die je ontvangt als je geld uitleent. Als het .................................. gelijk is aan de ............................. blijft de ............................ van je spaargeld ....................
inflatie
koopkracht
rente
rentepercentage
gelijk
Slide 8 - Drag question
Slide 9 - Slide
Zelf aan de slag!
Iedereen:
Lezen: paragraaf 3.1 en 3.2
Maken: 3.1 , 3.2 , 3.3 , 3.4
Klaar?:
Nakijken:
rood = Iedereen is stil
oranje = Je de docent een vraag stellen
groen = Je mag met elkaar fluisterend
overleggen
timer
10:00
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Kim heeft een jaar lang € 160,00 op een spaarrekening staan. Aan het einde van het jaar ontvangt ze € 1,20 rente. Bereken het rentepercentage op de spaarrekening
timer
1:30
Slide 12 - Open question
Deel van het geheel
dus € 1,20 x 100% = 0,75%
het deel x 100 %
geheel
€ 160
Slide 13 - Slide
Zelf aan de slag!
Iedereen:
Maken: 3.5 , 3.6 , 3.7 , 3.8
Klaar?:
Nakijken:
rood = Iedereen is stil
oranje = Je de docent een vraag stellen
groen = Je mag met elkaar fluisterend
overleggen
timer
10:00
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Thomas heeft een jaar lang hetzelfde bedrag op een spaarrekening staan tegen een rente van 1,8%. Aan het einde van het jaar ontvangt hij € 23,40 rente. Bereken welk bedrag Thomas op zijn rekening had staan.
timer
2:00
Slide 16 - Open question
van deel naar geheel
procenten
1,8
1
100
euro's
€ 23,40
13
1 300
: 1,8
x 100
: 1,8
x 100
Slide 17 - Slide
van deel naar geheel
procenten
1,8
1
100
euro's
€ 23,40
€ 13,00
€ 1.300
: 1,8
x 100
of gelijk: € 23,40/1,8 x 100 = 1.300
Slide 18 - Slide
Zelf aan de slag!
Iedereen:
Maken: 3.9, 3.10 , 3.11
Klaar?:
Nakijken:
rood = Iedereen is stil
oranje = Je de docent een vraag stellen
groen = Je mag met elkaar fluisterend
overleggen
timer
10:00
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Video
Larissa heeft op 1 januari van het jaar € 287,00 op haar rekening staan. Op 31 december is dit € 236,00. Bereken met hoeveel procent haar saldo is gedaald.
timer
2:00
Slide 21 - Open question
Procentuele veranderingen
nieuw - oud
oud
x 100% dus
€ 236 - € 287
€ 287
x 100% = - 17,8%
nieuw - oud = de verandering
Controleer jezelf: is je antwoord logisch?
Slide 22 - Slide
Zelf aan de slag!
Iedereen:
Maken: 3.12, 3.13 , 3.14
Klaar?:
Nakijken:
rood = Iedereen is stil
oranje = Je de docent een vraag stellen
groen = Je mag met elkaar fluisterend
overleggen
timer
10:00
Slide 23 - Slide
Tess zet € 1.200 op een spaarrekening voor 10 jaar. De rente bedraagt 2% en wordt jaarlijks bijgeschreven. Hoeveel bedraagt haar saldo na 10 jaar als de laatste rentebijschrijving heeft plaatsgevonden?
timer
1:00
Slide 24 - Open question
Samengestelde rente
beginwaarde x (1+i)
n
Slide 25 - Slide
Samengestelde rente
beginwaarde x (1+i)
n
1+i is de groeifactor, i is de rente / 100
n = aantal perioden
is het rentepercentage uitgedrukt in dezelfde eenheid als de perioden? (jaar/ jaar of maand/ maand?)
Slide 26 - Slide
Samengestelde rente
beginwaarde x (1+i)
n
1+i = 1 + 0,02 = 1,02
n = 10
is het rentepercentage uitgedrukt in dezelfde eenheid als de perioden? (jaar/ jaar of maand/ maand?)
dus € 1.200 x 1,02 = 1.462,79
10
Slide 27 - Slide
Evi stort op 1 januari 2013 € 2.500 op haar spaarrekening. Op 1 januari 2016 stort ze € 500 bij en op 1 januari 2018 neemt ze € 1.000 op. De rente bedraagt de gehele looptijd 4% en deze wordt jaarlijks achteraf bijgeschreven. Bereken het saldo op 1 januari 2020.
timer
3:00
Slide 28 - Open question
hoe heb je het gedaan?
Evi stort op 1 januari 2013 € 2.500 op haar spaarrekening. Op 1 januari 2016 stort ze € 500 bij en op 1 januari 2018 neemt ze € 1.000 op. De rente bedraagt de gehele looptijd 4% en deze wordt jaarlijks achteraf bijgeschreven. Bereken het saldo op 1 januari 2020.
Slide 29 - Slide
rekenen met een tijdlijn
jaar
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
bedrag
2500
2500
2500
3000
3000
2000
2000
?
rente
4%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
Slide 30 - Slide
rekenen met een tijdlijn
jaar
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
bedrag
2500
2500
2500
3000
3000
2000
2000
?
rente
4%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
--> 2.500 x 1,04^3 = 2.812,16
--> (2.812,16 + €500) x 1,04^2 = 3.582,43
--> (3.582,43 - €1000) x 1,04^2 = € 2.793,16
Slide 31 - Slide
Zelf aan de slag!
Iedereen:
Lezen: 3.2.3 samengestelde interest
Maken: 3.17 , 3.19, 3,19 , 3.20
Klaar?:
Nakijken:
rood = Iedereen is stil
oranje = Je de docent een vraag stellen
groen = Je mag met elkaar fluisterend
overleggen
timer
10:00
Slide 32 - Slide
Zelf aan de slag!
Iedereen:
Maken: 3.21 , 3.22, 3,23 , 3.24
Klaar?:
Nakijken:
rood = Iedereen is stil
oranje = Je de docent een vraag stellen
groen = Je mag met elkaar fluisterend
overleggen
timer
10:00
Slide 33 - Slide
In 2018 is het gemiddeld uurloon € 15 dit wordt de vergelijkingsmaatstaf en waarbij het indexcijfer op 100 wordt gesteld. In 2020 is het gemiddeld uurloon € 17,00. Bereken het indexcijfer voor 2020.
Slide 34 - Open question
rekenen met indexcijfers
het basisgetal is 100
de waarde in het startjaar wordt hieraan gelijkgesteld
2018 = € 15 = 100
2020 = € 17 = ........ >> 17/15 x 100 = 113,3
Slide 35 - Slide
Vragen ??
Zelf doen...
- rekenen met lenen 3.3
- extra oefenen, zie links in post op Teams en sneltesten onder opdrachten.