Synoniemen - 1 havo-d

Woordenschat: synoniemen


1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Woordenschat: synoniemen


Slide 1 - Slide

Wat zijn de doelen van deze les?

- Je kunt uitleggen wat synoniemen zijn.
- Je kunt voorbeelden van synoniemen geven.
- Je kunt uitleggen wat je aan synoniemen hebt.

Slide 2 - Slide

Wat zijn synoniemen, denk je?
A
Woorden met meerdere betekenissen.
B
Woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.
C
Woorden met maar één betekenis.
D
Tegengestelde woorden.

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Video

Wat is een voorbeeld van synoniemen?
A
groot en groter
B
viool en trompet
C
stuk en kapot
D
dag en nacht

Slide 5 - Quiz

Stel: Je ziet zo een fragment uit een tv-programma. Wat zie je dus?
A
een stukje van het tv-programma
B
het begin van het tv-programma
C
het einde van het tv-programma
D
het hele tv-programma

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Video

Wat was nou de boodschap of grap van dit tv-fragment?

Slide 8 - Open question

Bedenk voorbeelden van synoniemen

Slide 9 - Slide

Bedenk nu zelf een voorbeeld van synoniemen. (b.v. paard en knol)

Slide 10 - Open question

een synoniem voor lachen:

Slide 11 - Mind map

Synoniem voor crimineel is
A
onaardig
B
misdadig
C
agressief
D
enthousiast

Slide 12 - Quiz

Synoniem voor mengen is
A
weggooien
B
knoeien
C
mixen
D
regelen

Slide 13 - Quiz

Synoniem voor opmerkelijk is
A
normaal
B
gezien
C
bijzonder
D
merkloos

Slide 14 - Quiz

Zeg in één woord wat je van deze les vond.

Slide 15 - Open question

Dankjewel voor het meedoen!

Ga aan de slag met de paragraaf woordenschat H1 op je iPad: ik volg je voortgang!


Slide 16 - Slide