This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
H3 Energie
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
H3 Energie
H3.1 Energie omzetten
H3.2 Energiebronnen
H3.3 Energiebronnen en het milieu
H3.4 Rekenen met energie
H3.5 Rendement
Slide 3 - Slide
H3.1 Energie omzetten
Energieomzetters
Soorten energie
Energie meten
Energie en vermogen
Slide 4 - Slide
Omzetten energie
Elektrische energie kun je omzetten in licht, warmte of beweging en omgekeerd.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Energie-stroomdiagrammen
Slide 7 - Slide
Rendement
Het rendement geeft aan hoeveel procent van de toegevoerde energie voor een nutige energie soort gebruikt wordt.
Je berekent het met de formule
of
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Welke energieomzetting heb je in een zonnepaneel?
A
Elektrische energie in licht en warmte
B
Warmte in licht en elektrische energie
C
Licht in elektrische energie en warmte
D
Licht in chemische energie en elektrische energie
Slide 11 - Quiz
Wat wordt er bedoeld met het rendement van een energie-omzetting?
A
Hoeveel winst je ermee maakt
B
Hoe zuinig het apparaat is
C
Hoeveel verlies aan energie er optreedt
D
Hoeveel procent nuttige energie het oplevert
Slide 12 - Quiz
Een zonnepaneel vangt zonlicht op en produceert 300 Watt aan elektrisch vermogen. 900 Watt van het zonlicht wordt niet omgezet in elektrische energie. Wat is het rendement?
A
25%
B
33%
C
300%
D
10%
Slide 13 - Quiz
Welke soorten energie ken je al
Slide 14 - Mind map
Slide 15 - Slide
Vermogen berekenen
Slide 16 - Slide
Elektrisch vermogen
De hoeveelheid geleverde energie per seconde.
U is spanning in volt (V)
I is stroom in ampere (A)
P is vermogen in watt (W)
P=U⋅I
Slide 17 - Slide
Elektrische energie
P is vermogen in watt (W)
t is tijd in seconden (s)
E is energieverbruik in joule (J)
E=P⋅t
Slide 18 - Slide
De joule als eenheid
Met 1 joule kun je niet veel doen.
Daarom gebruik je meestal kJ of MJ.
In een huis wordt energie verbruik niet in joule gemeten maar in kWh. (kWh meter)
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Je kunt P in (W) en tijd in (s). Dan heb je (J) Joule.
Je kunt P in (kW) en tijd in ()h. Dan heb je (kWh) kilowattuur.