Leesstrategie H3

H3.3 Lezen
Wat ga je leren?
  • mening & argumenten
  • betoog
  • signaalwoorden en conclusie
  • verwijswoorden
  • voegwoorden 
  • synoniemen (volgende les)
  • omschrijvingen (volgende les)





1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2,3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H3.3 Lezen
Wat ga je leren?
  • mening & argumenten
  • betoog
  • signaalwoorden en conclusie
  • verwijswoorden
  • voegwoorden 
  • synoniemen (volgende les)
  • omschrijvingen (volgende les)





Slide 1 - Slide

Lees de volgende zinnen en zoek de mening en argument en vul op de volgende slide je opdracht in. (sleepopdracht)
  1. De Efteling is mijn favoriete pretpark, omdat daar gave attracties zijn.
  2. Ik houd heel erg van het sleutelen aan auto’s, want daardoor kan ik hopelijk ooit mijn eigen auto bouwen.
  3. Omdat ik van acteren mijn beroep wil maken, vind ik mijn musicallessen superbelangrijk.

Slide 2 - Slide

omdat het mijn favoriete park is
Sleep juiste antwoord naar juiste tekst : Mening of Argument? 
Mening
Argument
musical les super belangrijk
gave attracties
ik hou van  sleutelen
want daardoor kan ik ooit een auto te kopen
omdat ik van acteren beroep maken

Slide 3 - Drag question

Waar of niet waar?
a Een betoog is een tekst waarmee de schrijver de lezer wil vermaken.
b Dus en kortom zijn signaalwoorden die een conclusie aangeven.
c De hoofdgedachte is in één zin wat de schrijver over het onderwerp van de tekst zegt.
A
a. waar b. waar c. waar
B
a. niet waar b. waar c. waar
C
a. niet waar b. niet waar c. waar
D
a. waar b. waar c. niet waar

Slide 4 - Quiz

volgende slide
lees tekst en klik je antwoord

Slide 5 - Slide

(4) De scholen zijn weer begonnen. Veel scholieren zullen hun oude gedrag gewoon voortzetten. Toch doe ik (de schrijver) een poging tot een oproep. Jongelui, scholieren en fietsers, begin het nieuwe schooljaar met het goede voornemen: we gooien geen afval meer in de bermen. Kleine moeite, groot plezier. Een goed nieuw schooljaar toegewenst!
A
zin: "we gooien geen...... bermen" is een mening
B
zin: "we gooien geen...... bermen" is een argument
C
zin: "we gooien geen...... bermen" is een betoog
D
zin: "we gooien geen...... bermen" is het onderwerp

Slide 6 - Quiz

die
hun
welke verwijswoorden ken je?

Slide 7 - Mind map

Verwijswoorden

Slide 8 - Slide

Verwijswoorden: welke is juist?
1. In veel landen dragen leerlingen een uniform. Zij hebben dezelfde kleren.
2. De docent heeft een grote neus, die rood is.
3. Mijn zus heeft een hoed en haar broer heeft een pet.

A
1. verwijswoord "leerlingen" = zij 2. verwijswoord "de docent" = die 3. verwijswoord "mijn zus" = haar broer
B
1. verwijswoord "leerlingen" = zij 2. verwijswoord "de docent" = rood 3. verwijswoord "mijn zus" = haar broer
C
1. verwijswoord "landen" = zij 2. verwijswoord "de docent" = die 3. verwijswoord "mijn zus" = haar broer
D
1. verwijswoord "leerlingen" = zij 2. verwijswoord "de docent" = die 3. verwijswoord "mijn zus" = broer

Slide 9 - Quiz

Theorie: Wat zijn signaalwoorden:
Signaalwoorden van tijd: eerst, vervolgens, daarna, toen, ten slotte etc.
Signaalwoorden van plaats: hier, daar, waar, waarin, waarop etc
Signaalwoorden van tegenstelling: echter, maar, daarentegen, hoewel, toch, tenzij etc
 Signaalwoorden van opsomming: en, ook, daarnaast, bovendien, ten eerste, ten tweede etc.
op volgende slede zie je alle signaalwoorden: https://www.nt2.nl/documenten/luisteren_op_b2/overzicht_van_signaalwoorden.pdf
Goed gelezen: maak de volgende slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Link

Slide 13 - Video

Slide 14 - Slide

Vul in: Welke onderwerp vind je moeilijk? 
+ = makkelijk  +- = redelijk   - = moeilijk  
een betoog schrijven?
mening en argumenten geven
verwijswoorden gebruiken?
signaalwoorden gebruiken?
voegwoorden gebruiken?

Slide 15 - Slide

Einde les
Fijn weekend en tot volgende week!

Slide 16 - Slide