Menselijk lichaam (spieren en organen)

Spieren
1 / 21
next
Slide 1: Slide
ik en de maatschappijPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spieren

Slide 1 - Slide

Terugblikken het skelet  
  • Welke botten kennen jullie nog?
  • Waarom heb je een skelet? 

Slide 2 - Slide

Terugblikken het skelet  
  • Hoe werkt een gewricht 

Slide 3 - Slide

Spierstelsel

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Aan je botten zitten spieren.

Spieren en gewrichten heb je nodig om bewegingen te kunnen maken. 

Slide 7 - Slide

Waar kan je lichaam door bewegen?
A
Alleen door botten
B
Door botten en spieren samen
C
Alleen door spieren

Slide 8 - Quiz

je spieren zitten vast aan je skelet met
A
pezen
B
spierbundels
C
vliezen
D
spieren

Slide 9 - Quiz

Waar bestaan spieren uit?
A
Pezen
B
Spiervezels
C
Vlies

Slide 10 - Quiz

Je hebt ook spieren in je organen.
Bijvoorbeeld in 
    de maag
    darmen
    in je huid

Je hart is ook een spier

Slide 11 - Slide

Werking van de spier

Slide 12 - Slide

Hoe werkt een spier?
  • Spiercellen vormen spiervezels
  • Groepjes spiervezels vormen spierbundel
  • Om spierbundel zit een vlies
  • vliezen zijn bij de uiteinden aan elkaar gegroeid = pees
  • Pezen zitten vast aan botten

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Een spier die ontspannen is, is langer en dunner.
Als je arm buigt, heb je je 'armbuigspier' (biceps) gespannen. 

Als je de arm weer wil strekken, dan is je 'armstrekspier' (triceps) gespannen

Slide 16 - Slide

Antagonisten = tegengestelde spieren
Een gespannen spier is korter en dikker. De spier trekt dan botten naar elkaar toe.

Slide 17 - Slide

Als de armbuigspier samentrekt wordt hij:
A
langer en dunner
B
langer en dikker
C
korter en dikker
D
korter en dunner

Slide 18 - Quiz

Pezen
Elke spier zit vast aan het bot met pezen. 

Slide 19 - Slide

Pezen

Slide 20 - Slide

De spieren zitten met pezen vast aan de botten
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz