Je kan op de afbeeldingen klikken om ze te vergroten!
Succes!
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Toets TL
4.1 t/m 4.6
Je kan op de afbeeldingen klikken om ze te vergroten!
Succes!
Slide 1 - Slide
Mensen die hun huis te koop zetten bakken soms een appeltaart. Mensen die komen kijken ruiken dan deze taart als ze binnenkomen. Na enige tijd ruiken ze de geur niet meer. Hoe komt dat?
A
Andere geuren zorgen voor meer prikkels
B
De hersenen nemen de impulsen van het reukorgaan niet meer waar
C
Het niveau van de prikkel wordt steeds lager
D
Het reukorgaan geeft minder impulsen af
Slide 2 - Quiz
Iemand met de ziekte van Huntington maakt vaak ongewilde bewegingen en kan zijn bewegingen niet goed coördineren. Welk deel van de hersenen werkt bij iemand met deze aandoening niet goed meer?
A
Grote hersenen
B
Hersenstam
C
Kleine hersenen
D
Hiervoor is er te weinig informatie
Slide 3 - Quiz
Waarom is het belangrijk dat reflexen snel gaan?
Slide 4 - Open question
Sleep de zinnen naar het goede vak
Waar
Niet waar
Dorst is een voorbeeld van een inwendige prikkel.
Uitwendige prikkels worden impulsen genoemd.
Tastzintuigen vind je in de huid en in de tong
Informatie in je kortetermijngeheugen bewaar je een paar dagen.
Slide 5 - Drag question
Als je eerst naar je telefoon en dan naar de overkant van de straat kijkt, wat gebeurt er dan met je lens? En zijn de lensbandjes dan ontspannen of samengetrokken?
Slide 6 - Open question
Welk van onderstaande delen hoort of horen bij het centrale zenuwstelsel?
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Ruggenmerg
D
Zintuigcellen
Slide 7 - Quiz
Bij sommige kermisattracties kan je flink duizelig worden wanneer je er uit stapt. Hoe komt dat?
A
De buis van Eustachius kan geen impulsen meer aan de hersenen doorgeven
B
De hersenen kunnen impulsen van het evenwichtsorgaan niet goed meer verwerken
C
De hersenen kunnen de impiulsen van de ogen niet goed verwerken
D
Het slakkenhuis is gevoelig voor de bewegingen van de kermisattractie
Slide 8 - Quiz
Welk dier kan niet alle geluiden horen die de mens kan maken?
A
Hond
B
Vleermuis
C
Olifant
D
Walvis
Slide 9 - Quiz
Een hondenfluitje produceert een toon van 22000 Hz (22kHz). Welk dier kan dit geluid ook produceren?
A
Mens
B
Hond
C
Vleermuis
D
Olifant
Slide 10 - Quiz
Evert had twee weken geleden keelontsteking. Is het mogelijk dat hij daarvan een oorontsteking kan krijgen? Leg je antwoord uit.
Slide 11 - Open question
Een pasgeboren baby kan drinken het aangeboren zuigreflex. Dit reflex wordt ook in werking gezet als de baby wordt aangeraakt op zijn wang. Zet de zinnen op de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6
7
De bewegingszenuwcellen geleiden impulsen naar de spieren.
De impulsen gaan over op schakelcellen.
De impulsen gaan over van de schakelcellen naar de bewegingszenuwcellen.
De impulsen gaan via gevoelszenuwcellen naar de hersenstam.
De spieren trekken samen en de mond maakt zuigende bewegingen.
Er gaan impulsen naar de hersenen waardoor bewustwording optreedt.
Door de aanraking op de wang ontstaan er impulsen in de zintuigcellen.
Slide 12 - Drag question
Hormoonklieren kun je onderscheiden van de andere klieren in het lichaam. Bekijk de afbeelding hieronder. Leg uit welke klier géén hormoonklier is.
Slide 13 - Open question
In welk onderdeel worden trillingen omgezet in impulsen?
A
Deel Q
B
Deel S
C
Deel T
D
Deel U
Slide 14 - Quiz
Het oor heeft als taak prikkels op te vangen. Wat is de adequate prikkel voor het oor?
Hiernaast zie je een afbeelding van de huid. Met welke letter wordt de zweetklier aangegeven?
A
De letter K
B
De letter L
C
De letter M
D
De letter N
Slide 17 - Quiz
Een ernstige afwijking die vooral bij oudere mensen voorkomt, is macula degeneratie of MD. Dit ontstaat als zintuigcellen in de gele vlek afsterven. Hierdoor gaan mensen steeds slechter zien in het midden van het gezichtsveld. Hoe heten de zintuigen die afsterven en in welk vlies bevinden deze zich?
Slide 18 - Open question
Soms hebben mensen een bril nodig omdat ze van veraf niet goed kunnen zien.
Waardoor hebben ze een bril nodig?
A
De ooglens kan niet meer bol genoeg worden.
B
De ooglens kan niet meer plat genoeg worden.
C
De pupil kan niet meer groot genoeg worden.
D
De pupil kan niet meer klein genoeg worden.
Slide 19 - Quiz
Vorm en temperatuur zijn adequate prikkels voor de tastzintuigen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 20 - Quiz
Honger is een voorbeeld van een externe prikkel
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quiz
Gewenning betekend dat een zintuig steeds dezelfde impulsen doorgeeft
A
Juist
B
Onjuist
Slide 22 - Quiz
Elsa wil heel graag een goed cijfer halen. Ze luistert daarom goed naar de uitleg van de docent. Worden hierdoor de geluidsimpulsen in haar hersenen sneller verwerkt?
A
Ja
B
Nee
Slide 23 - Quiz
Gevoelszenuwcellen geven impulsen door aan spieren.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quiz
Met welk nummer wordt het deel aangegeven waar GEEN staafjes en kegeltjes zitten?
A
4
B
6
C
7
D
Overal zitten staafjes en kegeltjes
Slide 25 - Quiz
Bij welk nummer worden lichtprikkels omgezet in impulsen?
A
9
B
8
C
7
D
2
Slide 26 - Quiz
Lotte rijdt met de trein tussen Zwolle en Lelystad. Als zij met hoge snelheid door een tunnel rijdt gaan haar oren dicht zitten. Ze hoort dan minder goed. Ze neemt een snoepje. Door te kauwen en te slikken gaan de oren weer open. Leg uit waarom ze na het slikken wel weer goed hoort.
A
Omdat daardoor haar holtes weer open zijn gegaan.
B
Omdat daardoor de druk tussen mondholte en keelholte weer gelijk is.
C
Omdat daardoor de druk tussen mondholte en oorholte weer gelijk is.
D
Omdat de buis van Eustachius verstopt was.
Slide 27 - Quiz
Wat gebeurt er met je oog wanneer je van het licht in het donker komt.
A
De lengtespiertjes in je iris trekken samen.
B
De kringspieren in je iris trekken samen.
C
Er gebeurt niks
D
Door de pupilreflex worden je pupillen kleiner.
Slide 28 - Quiz
Welke zintuigcellen van het oog werken als je buiten in het licht bent?
A
Alleen de kegeltjes
B
Alleen de staafjes
C
Ze werken allebei
D
Ze werken allebei niet
Slide 29 - Quiz
De Duitse arts Paul Langerhans ontdekte in de alvleesklier groepjes cellen die hormonen maken. Welke hormonen zijn dat?
A
Adrenaline en glucagon
B
Adrenaline en insuline
C
Glucagon en insuline
D
Glucose en glucagon
Slide 30 - Quiz
Waarom hebben hormoonklieren geen afvoerbuizen?
A
Omdat ze de hormonen rechtstreeks aan het doelorgaan afgeven
B
Omdat ze hormonen aan het bloed afgeven
C
Omdat hormonen via de zenuwen gaan
D
Ze hebben wel afvoerbuizen
Slide 31 - Quiz
1. Het hormoonstelsel regelt processen in het lichaam door hormonen af te geven: dat gaat snel
2. Het zenuwstelsel regelt processen in het lichaam door impulsen: dat gaat meestal langzaam