Bio-3M-1.3 Dierenrijk (24-25)

1.3 Dierenrijk
1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

1.3 Dierenrijk

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat is een uniek kenmerk van een plantaardige cel?
A
Heeft een celwand
B
Heeft een celkern
C
Heeft een vacuole
D
Heeft bladgroenkorrels

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Welke organen heeft een plant?
A
Wortels
B
Stengel
C
Bloem
D
Bladeren

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

de kruidachtige planten zijn stevig door
A
Houtstof
B
de celwand
C
de vacuole
D
de celwand en vacuole

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Waarvoor gebruikt de plant cellulose?
A
vacuole
B
bladgroenkorrel
C
celkern
D
celwand

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Hebben plantaardige cellen cytoplasma?

A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Fotosynthese vindt plaats in...
A
de bladgroenkorrels
B
cytoplasma
C
celkern
D
celmembraan

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet deel 4?
A
celmembraan
B
vacuole
C
celwand
D
cytoplasma

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions


Hoe heet de grootste zwarte stip in de cel?

A
cytoplasma
B
grote vacuole
C
bladgroenkorrel
D
celkern

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Een struik is een houtachtige/kruidachtige plant.
A
Houtachtige
B
Kruidachtige

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Hoe komen houtachtige stengels een hun stevigheid?
En kruidachtige stengels?
A
Houtachtige en kruidachtige stengels krijgen door water hun stevigheid
B
Houtachtige stengels krijgen door hout hun stevigheid, kruidachtige stengels door kruiden.
C
Houtachtige en kruidachtige stengels krijgen door hout hun stevigheid.
D
Houtachtige stengels krijgen door hout hun stevigheid, kruidachtige stengels door water.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noem je planten die stevig blijven door water?
A
Houtachtige planten
B
Kruidachtige planten

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

1.3 Leerdoelen
  • Je kunt de delen van een dier herkennen en benoemen en voorbeelden van dierlijke weefsels geven.
  • Je kunt de onderdelen van een dierlijke cel benoemen.
  • Je kunt de functies van onderdelen van een dierlijke cel benoemen.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

1.3 Begrippenlijst
Organisme - orgaanstelsel - organen - weefsel - cellen

Celmembraan - Cytoplasma - Celkern


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Indeling in 4 rijken doe je door de cellen
 
1. Bacterie cel
2. Dierlijke cel
3. Plantencel
4. Schimmelcel
Hoe herken je ze?

Slide 15 - Slide

Unieke kenmerken voor rijken:
1. Bacterierijk > als enige geen celkern
2. dierenrijk > Als enige geen celwand
3. Plantenrijk > Als enige bladgroenkorrels
4. Schimmelrijk > Geen uniek kenmerk.
Dieren
Cel 2 is een dierlijke cel

Hij heeft als enige
geen celwand.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Je kunt de delen van een dier herkennen en benoemen en voorbeelden van dierlijke weefsels geven.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Planten
Cel 3 is een plantaardige cel

Hij eeft als enige bladgroenkorrels.


Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Van groot naar klein
cel

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Weefsel
Een groep cellen met dezelfde vorm en dezelfde functie(s)
voorbeelden:
kraakbeenweefsel, spierweefsel.
Een orgaan betaat uit verschillende weefsels.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Orgaan
Deel van een organisme met een bepaalde taak

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Orgaanstelsel
Een groep organen die samenwerken om een gezamelijke taak uit te voeren.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Orgaanstelsels

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

organenstelsel

In dit voorbeeld het zenuwstelsel
1
orgaan

In dit voorbeeld de hersenen
2
weefsel

In dit voorbeeld: Zenuwweefsel
3
cel

in dit voorbeeld, een zenuwcel
4

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Je kunt de onderdelen van een dierlijke cel benoemen
+
Je kunt de functies van de onderdelen van een dierlijke cel benoemen.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Dierlijke cel
Wat maakt dierlijke cellen uniek?

Welke celonderdelen herken je?

Wat doen die onderdelen van de cel?

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

inwendig skelet

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

uitwendig skelet

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Weektaak
Maken 1.3:
Vraag 1 t/m 11

Werk van vorige weken
1.1: 1 t/m 12 + 14 t/m 15
1.2: 1 t/m 16
werk gemaakt en nagekeken? Aftekenen!

Slide 30 - Slide

This item has no instructions