February 6th

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

February 6th

Check: 
Check: Unit 4 Lesson 6 (P. 149 & 150) Exercises 1 t/m 3

Lesdoel: De toets kunnen maken like a boss!

We herhalen wat grammatica

Test information

Learn words unit 3 & 4 :(Hint: the animals! het weer)

Learn grammar unit 3 & 4

-This/that/these/those
-Present simple

-Present continuous

-Lezen en luisteren 

Present simple:
welke zin is present simple?

1. I am walking to school.
2. They walked to school.
3. We have walked to school.
4. He walks to school.

Present simple:

Rule Example

 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)

als je het over het volgende hebt:

• feiten Water boils at 100 degrees.

• gewoontes I usually get up at 6.30.

• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.

• levendig beschrijving/dramatisch effect;

In 1099 William conquers England

Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S

I walk -> He walks

Present Simple
welke zin is present simple?

1. Lucy lives in London.
2. Lucy lived in London.
3. Lucy is living in London.
4. Lucy has lived in London.

Present simple:
Wat is de regel van de present simple?

1. Hele ww + s
2. hele ww (bij I, you, we, they) hele ww + s (bij he, she, it)
3. Hele ww
4. Werkwoord + -ed

Present Simple:

Wanneer gebruik je de Present Simple?

1. Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
2. Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.

Present continuous

Wat is de present continuous?

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd
3. Voltooide tijd
4. Toekomst

Present continuous:

Wat geef je aan met de present continuous?

1. Iets dat altijd, nooit of regelmatig gebeurt
2. Iets dat NU aan de gang is.
3. Iets dat is gebeurd in het verleden.

Present Continuous:

Wat is de regel van de present continuous?

1. ww+ - ed
2. shit = ww+-s
3. vorm van to be + ww+-ing

this, that, these, those

... colours look beautiful on you!

1. This
2. That
3. These
4. Those

This / That / These/ Those

1. This dog here is happy.
2. That dog here is happy.
3. These dogs here is happy.
4. Those dogs here is happy.

Do you see ... book over there?
(this - that - these - those)

1. this
2. that
3. these
4. those

this, that, these, those

.... bottle over there is empty.

1. This
2. That
3. These
4. Those

This / That / These/ Those

1. This pencil here looks sharp
2. That pencil here looks sharp
3. These pencil here looks sharp
4. Those pencil here looks sharp