3.8 Spelling

Lezen is het bewijs dat je op twee plekken tegelijk kunt zijn (Loesje)
timer
15:00
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lezen is het bewijs dat je op twee plekken tegelijk kunt zijn (Loesje)
timer
15:00

Slide 1 - Slide

3.8 Spelling

Slide 2 - Slide

3.8 Spelling
In deze paragraaf ga je leren:

-hoe je het voltooid deelwoord van bepaalde werkwoorden schrijft.
-hoe je een voltooid deelwoord maakt van splitsbare werkwoorden
- wanneer je wel en geen hoofdletter gebruikt
- een aantal dicteewoorden.

Slide 3 - Slide

3.8 Spelling
We beginnen vandaag met de hoofdletters. 

Schrijf in je schrift zoveel mogelijk verschillende regels voor hoofdlettergebruik.



Slide 4 - Slide

3.8 Spelling
We beginnen vandaag met de hoofdletters. 

Schrijf in je schrift zoveel mogelijk verschillende regels voor hoofdlettergebruik.

Wie heeft er het meest?

Het zijn er in elk geval vijf...


Slide 5 - Slide

3.8 Spelling
Begin van een zin
Elke zin begint met een hoofdletter.
Voorbeeld: Vandaag is het mooi weer.

Namen van mensen en plaatsen
Namen van personen, landen, steden, dorpen, rivieren, zeeën enz. krijgen een hoofdletter.
Voorbeelden: Emma, België, Rotterdam, Rijn, Noordzee



Namen van officiële feestdagen krijgen een hoofdletter.
Voorbeelden: Kerstmis, Pasen, Koningsdag
❌ Dagen van de week en maanden krijgen géén hoofdletter!
Voorbeelden: maandag, juni

✅ Taal- en vaknamen

Namen van talen krijgen een hoofdletter, maar vakken niet!
Voorbeelden: Ik spreek Engels. – Ik heb morgen geschiedenis.

✅ Titels van boeken, films en programma’s

De eerste letter van de titel én namen in de titel krijgen een hoofdletter.
Voorbeelden: Harry Potter en de Steen der Wijzen, De Kleine Prins


Slide 6 - Slide

3.8 Spelling
Feestdagen
Namen van officiële feestdagen krijgen een hoofdletter.
Voorbeelden: Kerstmis, Pasen, Koningsdag
❌ Dagen van de week en maanden krijgen géén hoofdletter!
Voorbeelden: maandag, juni

Taal- en vaknamen
Namen van talen krijgen een hoofdletter, maar vakken niet!
Voorbeelden: Ik spreek Engels. – Ik heb morgen geschiedenis.



De eerste letter van de titel én namen in de titel krijgen een hoofdletter.
Voorbeelden: Harry Potter en de Steen der Wijzen, De Kleine Prins


Slide 7 - Slide

3.8 Spelling

Titels van boeken, films en programma’s

De eerste letter van de titel én namen in de titel krijgen een hoofdletter.
Voorbeelden: Harry Potter en de Steen der Wijzen, De Kleine Prins


Slide 8 - Slide

3.8 Spelling 
Opdracht: Schrijf de zin goed in je schrift. Denk om....jawel...
hoofdletters!

1 ik woon in __________ (amsterdam).
2 wij gaan volgende week naar __________ (spanje).
3 mijn leraar heet meneer __________ (janssen).
4 op maandag heb ik __________ (nederlands).
5 de koning van nederland heet __________ (willem-alexander).
6 in de zomer gaan we vaak zwemmen in de __________ (noordzee).
7 de hoofdstad van frankrijk is __________ (parijs).
8 mijn verjaardag is in __________ (juli).
9 op school lees ik het boek __________ (de grijze jager).

Slide 9 - Slide

3.8 Spelling 
10 mijn favoriete feestdag is __________ (kerstmis).
11 wij vieren elk jaar __________ (oud en nieuw) met vuurwerk.
12 mijn favoriete voetbalclub is __________ (ajax).
13 mijn tante woont in __________ (duitsland).
14 hij kijkt graag naar de film __________ (harry potter en de vuurbeker).
15 elke zomer gaan we op vakantie naar __________ (italië).
16 in __________ (november) begint het al vroeg donker te worden.
17 de langste rivier van europa is de __________ (wolga).
18 we vieren __________ (koningsdag) op 27 april.
19 frans spreekt vloeiend __________ (frans) en __________ (duits).
20 ik heb een spreekbeurt over het boek __________ (kruistocht in spijkerbroek).

Slide 10 - Slide

3.8 Spelling / antwoorden
  1. Ik woon in Amsterdam.
  2. Wij gaan volgende week naar Spanje.
  3. Mijn leraar heet meneer Janssen.
  4. Op maandag heb ik Nederlands.
  5. De koning van Nederland heet Willem-Alexander.
  6. In de zomer gaan we vaak zwemmen in de Noordzee.
  7. De hoofdstad van Frankrijk is Parijs.
  8. Mijn verjaardag is in juli.
  9. Op school lees ik het boek De Grijze Jager.
  10. Mijn favoriete feestdag is Kerstmis.
  11. Wij vieren elk jaar Oud en Nieuw met vuurwerk.
  12. Mijn favoriete voetbalclub is Ajax.
  13. Mijn tante woont in Duitsland.

Slide 11 - Slide

3.8 Spelling / antwoorden
14 Hij kijkt graag naar de film Harry Potter en de Vuurbeker.
15 Elke zomer gaan we op vakantie naar Italië.
16 In november begint het al vroeg donker te worden.
17 De langste rivier van Europa is de Wolga.
18 We vieren Koningsdag op 27 april.
19 Frans spreekt vloeiend Frans en Duits.
20 Ik heb een spreekbeurt over het boek Kruistocht in Spijkerbroek.

Slide 12 - Slide

Even checken!

Steek je hand op als je nu meer weet over hoofdletters dan aan het begin van de les.

Slide 13 - Slide

3.9 Spelling

Slide 14 - Slide