Thema 2.4 & 2.5

THEMA 2
2.4 Wat is de winst?
2.5 Inclusief of exclusief btw
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

THEMA 2
2.4 Wat is de winst?
2.5 Inclusief of exclusief btw

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?


  • Bespreken huiswerk
  • Uitleg: Wat is de winst?
  • Uitleg: Inclusief of exclusief btw
  • Maken opgaven

Slide 2 - Slide

HUISWERK BESPREKEN
2.3 Specialisatie en arbeidsverdeling

Slide 3 - Slide

Consumentenprijs
Als consument betaal je de prijs van het product inclusief btw. (Dus met btw)

Slide 4 - Slide

BTW

Slide 5 - Slide

Directe / Indirecte Belasting

Slide 6 - Slide

Verkoopprijs inclusief en exclusief btw
  • We hebben twee btw-tarieven. Als we een product met 9% btw hebben, is de prijs inclusief btw 109%. Als we een product met 21% btw hebben, is de prijs inclusief btw 121%.

Slide 7 - Slide

Rekenen met btw
  • Formule: Prijs inclusief btw = prijs exclusief btw ÷ 100 x 121 (of 109)
  • Formule: Prijs exclusief btw = prijs inclusief btw ÷ 121 (of 109) x 100

Slide 8 - Slide

Inclusief BTW
Exclusief BTW

Slide 9 - Slide

BTW
Een frikandellenbroodje kost inclusief BTW € 1.25.
Wat kost het broodje exclusief BTW?

Slide 10 - Slide

Btw berekenen
  • Inclusief of exclusief btw!





Wat is hier het btw bedrag, als de btw 21% bedraagt?

Slide 11 - Slide

0

Slide 12 - Video

Van omzet naar nettoresultaat

-Afzet:  aantal verkochte producten

-Omzet:  geld dat binnenkomt uit de verkoop 

WINSTBEREKENING:

  • Afzet  x verkoopprijs  =            Omzet
  • Afzet x inkoopprijs  =                Inkoopwaarde -
  •                                                              BRUTOWINST
  • (huurpand, elektriciteit,          Bedrijfskosten -
  • personeelskosten)  =               NETTOWINST

                                                            





Slide 13 - Slide

Van een kledingwinkel zijn over 2019 de volgende gegevens bekend:
-afzet 3000 stuks.
-Gemiddelde inkoopprijs per stuk is € 35,-
-Gemiddelde verkoopprijs per stuk is € 75,-
-Loonkosten waren € 30.000,-
-Overige kosten € 25.000
Bereken de bruto- en nettowinst!
timer
4:00

Slide 14 - Open question

UITWERKING

  • 3000 x 75,-          =  € 225.000,- 
  • 3000 x 35,-          =  € 105.000,-     -
  • BRUTOWINST     =  € 120.000,- 
  • Bedrijfskosten  =  €   55.000,-      -
  • NETTOWINST     =  €   65.000,-

Slide 15 - Slide

Maken opdrachten
2.4 Wat is de winst?

Slide 16 - Open question

Maken opdrachten
2.5 Inclusief of exclusief btw

Slide 17 - Open question

quiz

Slide 18 - Slide

is verkoopprijs inclusief btw of exclusief btw?
A
inclusief
B
exclusief

Slide 19 - Quiz

is consumentenprijs inclusief btw of exclusief btw?
A
inclusief
B
exclusief

Slide 20 - Quiz

Een winkelier ontvangt voor zijn producten:
Leerdoel 37
A
de inkoopprijs inclusief BTW
B
de verkoopprijs exclusief BTW
C
de verkoopprijs inclusief BTW
D
de inkoopprijs exclusief BTW

Slide 21 - Quiz

De prijs is 83,49 euro inclusief 21% BTW
Bereken de prijs in euro's exclusief BTW

Slide 22 - Open question

De prijs is 60 euro exclusief 9% btw.
Bereken de prijs inclusief btw.

Slide 23 - Open question

Een scooter kost € 2.000,- exclusief 21% BTW. Inclusief BTW betaal je € 2.021,-
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Over voedingsmiddelen betaal je 9% btw.
Inclusief btw betaal je = ...... %
A
9%
B
91%
C
100%
D
109%

Slide 25 - Quiz

Een scooter kost € 2.000,- exclusief 21% BTW. Inclusief BTW betaal je € 2.021,-
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz


De verkoopprijs inclusief btw is lager dan de verkoopprijs exclusief btw
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Verkoopprijs inclusief btw
Een jas kost inclusief btw € 19,00. Op een jas zit 21% btw. Bereken de prijs zonder btw.
  • Prijs zonder btw = altijd 100%. 

Slide 28 - Slide