This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
politiek spel
Slide 1 - Slide
ronde 1
woordketting
begin bij het woord maatschappijkunde
timer
10:00
Slide 2 - Slide
ronde 2
krachtenveld
Slide 3 - Slide
Dagelijks bestuur
Volksvertegen-woordiging
Het land
Provincie
Gemeente
Regering
Gedeputeerde Staten
Provinciale Staten
Burgemeester en wethouders
Gemeenteraad
Parlement
Slide 4 - Drag question
Vul de begrippen op de juiste plek in de tekst in.
In Nederland hebben alle gemeente een eigen De mensen die daarin zitten zijn de Zij beslissen wat er moet gebeuren in de gemeente. De raadsleden horen allemaal bij een politieke . Iedereen vind andere dingen belangrijk. Nederland is een democratie dat betekend dat je mag op wie je wilt. Hoe meer stemmen een partij krijgt hoe meer ze voor het zeggen hebben.
stemmen
gemeenteraad
partij
raadsleden
Slide 5 - Drag question
Juist
Onjuist
Parlement is een ander woord voor volksvertegenwoordiging
Het volk bepaalt door te stemmen wie de volksvertegenwoordigers zijn.
De commissaris van de koning heeft de leiding over het bestuur van de gemeente.
Slide 6 - Drag question
Staat aan het hoofd van de gemeente
Voorzitter van de gemeenteraad
Burgermeest en wethouders
De koning en de ministerraad
de regering zonder de koning
Het hoofd van de provincie
De voorzitter van de provinciale staten
Gemeenteraad
Burgermeester
College van B&W
Kroon
Kabinet
Provinciale staten
Commissaris der koning
Slide 7 - Drag question
Dus, wie doet wat binnen de gemeente? Sleep de antwoorden naar de juiste bestuurders.
Gemeenteraad
College van B&W
Stemmen over regels voor de gemeente
Bedenken van regels voor de gemeente
Uitvoeren van besluiten voor de gemeente
Controleren van het dagelijks bestuur
Vergelijkbaar met de regering
Vergelijkbaar met het parlement
Slide 8 - Drag question
ronde drie
politieke partijen
Slide 9 - Slide
Goede volgorde, van links naar rechts.
Slide 10 - Drag question
Goede volgorde, van links naar rechts.
Slide 11 - Drag question
Links midden rechts
Slide 12 - Drag question
ronde 4
stromingen
Slide 13 - Slide
Politieke stromingen: wat hoort bij wat?
Veel vrijheid voor burgers
Overheid doet weinig/niks
Gelijkheid tussen burgers
Overheid doet veel voor burgers
Burgers zorgen voor elkaar
Overheid helpt als het moet
Sociaaldemocratische stroming
Christendemocratische stroming
Liberale stroming
Slide 14 - Drag question
Deze opdracht gaat over politiek-maatschappelijke stromingen. Sleep de woorden naar de juiste plaats.
Hoorden bij de stroming die er naar streefde om bestaande toestanden te
behouden:
Hoorden bij de stroming die streefde naar vrijheid:
Hoorden bij de stroming die streefde naar gelijkheid:
Hoorden bij de stroming die uitging van het geloof:
Confessionelen
Conservatieven
Socialisten
Liberalen
Slide 15 - Drag question
Liberalisme
Socialisme
Populisme
Christendemocratische stroming
Ecologische stroming
Slide 16 - Drag question
Welke politieke stroming past bij de uitleg?
Uitleg
Politieke stroming
Politieke groep die vindt dat ieder mens zoveel mogelijk vrijheid moet hebben.
Politieke stroming die het verschil tussen arm en rijk wil verkleinen door sociale wetten.
Politieke groep waarbij mensen hun ideeën over politiek, onderwijs etc. baseren op hun godsdienst
Liberalen
Sociaaldemocraten
Christen-democraten
Slide 17 - Drag question
socialistische stroming
Het liberalisme
Het confessionalisme
ecologische stroming
populistische stroming
Slide 18 - Drag question
sociaal-democraten
Het liberalisme
christen-democraten
ecologische stroming
nationalistische stroming
Slide 19 - Drag question
Liberalisme
Sociaaldemocratie
Christendemocratie
Rechts-extremisme
Ecologische stroming
Populisme
Economische vrijheid
Particulier initiatief
Deregulering
Opkomen voor zwakkeren
Gelijkwaardigheid
Bijbelse waarden
Rentmeesterschap
Gespreide verantwoordelijkheid
Vrijemarkteconomie
Milieuvriendelijk en duurzaam produceren
Geen aantasting natuur en milieu
Gericht op geweld
Superioriteit eigen groep
Actieve overheid
Stijl van politiek bedrijven
Richt zich op massa van bevolking
Slide 20 - Drag question
ronde 5
wetten maken
Slide 21 - Slide
Ik stem op de wet
Ik maak de wet
Ik handhaaf de wet
Parlementslid
Minister
Ambtenaar
Slide 22 - Drag question
Trias Politica, drie machten:
wetgevende
uitvoerende
rechterlijke
wie?
wie?
wie?
wat ze doen:
wat ze doen:
wat ze doen:
wetten handhaven
parlement
rechters
zij die de wet overtreden bestraffen
wetten maken
de overheid
Slide 23 - Drag question
Stemt over de wet
Stemt als tweede over de wet
Zet een handtekening onder de wet
Voert de wet uit
Slide 24 - Drag question
Welke persoon of instantie is wel of niet bevoegd om zijn nieuwe wetgeving te maken?
WEL de bevoegdheid om wetten te maken
NIET de bevoegdheid om wetten te maken
Het parlement
een hoofdcommissaris van de politie
de gemeenteraad
Een advocaat
Slide 25 - Drag question
Zet de stappen in de goede volgorde.
De nieuwe wet wordt uitgevoerd.
De minister bedenkt een oplossing voor een maatschappelijk probleem.