2.1 Licht en zicht

2.1 Licht en zicht
1 / 39
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

2.1 Licht en zicht

Slide 1 - Slide

Vandaag
Start met onderwerp Licht
Uitleg 2.1 (15 min)
Oefenen in LessonUp (15min)
Lezen paragraaf 2.1 
Maken opgave uit het boek (30 min)

Mentorles: voorbereiden op OULEME gesprekken (30 min)
 


Slide 2 - Slide

Leerdoelen 2.1 Licht en zicht
Je kunt:       - uitleggen dat licht een stralingssoort is en dat er voor licht meerdere  
                       modellen zijn;
                    - uitleggen waarom je licht met lichtstralen met een pijl tekent;
                    - aangeven of een lichtbron natuurlijk of kunstmatig is;
                    - uitleggen wat direct en indirect licht is;
                    - uitleggen hoe een schaduw ontstaat en hem met randstralen tekenen;
                    - aangeven waar kernschaduw en halfschaduw ontstaat;
                    - uitleggen wanneer je een voorwerp ziet;
                    - beschrijven dat je niet kunt zien met ‘zichtstralen’;
                    - met zichtlijnen je gezichtsveld tekenen.

Slide 3 - Slide

2.1 Licht en zicht
Wordt deze vrouw echt opgetild door een grote hand? 

Hoe zou je zo’n foto kunnen maken? 

Slide 4 - Slide

2.1 Licht en zicht
Licht is een vorm van
Straling.

Er zijn meerdere soorten straling zoals ultraviolette straling en infrarode straling.

De zon zendt licht uit.
De zon straalt.

Slide 5 - Slide

2.1 Licht en zicht
Het zichtbare deel van de straling noemen we licht.
Dit noem je het spectrum van het zichtbare licht.

Slide 6 - Slide

2.1 Licht en zicht
Het elektromagnetisch spectrum 

Radiogolven (radio, televisie en mobiele telefoon)
Microgolven (magnetron)
Infrarood (warmtestraling

Licht
Ultraviolet (wordt je bruin van)
Röntgenstraling ( rontgenfoto’s)
Gammastraling (radioactieve straling)

Slide 7 - Slide

2.1 Licht en zicht

Slide 8 - Slide

2.1 Licht en zicht
Om te kunnen zien heb je licht nodig.

Je kunt een voorwerp alleen zien als er licht van dat voorwerp in je ogen komt.

Een voorwerp waarin licht ontstaat noem je een lichtbron.

Slide 9 - Slide

2.1 Licht en zicht
Natuurlijke lichtbronnen

De zon                   
vuur
sterren

Slide 10 - Slide

2.1 Licht en zicht
Kunstmatige lichtbronnen

De gloeilamp         
beeldscherm
ledlampen 

Slide 11 - Slide

Direct en indirect licht.

De maan is geen lichtbron
zij weerkaatst het licht van
de zon. Je noemt het licht
van de maan indirect licht.

Bij directe lichtbronnen
ontstaat licht.
Bijvoorbeeld een lamp

Slide 12 - Slide


Dit is een 
A
Directe lichtbron
B
Indirecte lichtbron

Slide 13 - Quiz

Een bosbrand is een
A
Kunstmatige indirecte lichtbron
B
Kunstmatige directe lichtbron
C
Natuurlijke indirecte lichtbron
D
Natuurlijke directe lichtbron

Slide 14 - Quiz

De maan is een
A
Directe lichtbron
B
Indirecte lichtbron
C
Kunstmatige lichtbron
D
Natuurlijke lichtbron

Slide 15 - Quiz


Wat zien we hier?
A
Het spectrum van een rode laser.
B
Het spectrum van wit licht.
C
Het spectrum van zwart licht.
D
Het spectrum van een groene laser.

Slide 16 - Quiz

Het zichtbare deel van het elektromagnetisch spectrum noem je licht
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Welk soort licht is warmtestraling?
A
alleen ultraviolet licht
B
alleen infrarood licht
C
zowel infrarood als ultraviolet licht
D
wit licht

Slide 18 - Quiz

De zon zendt verschillende vormen van straling uit.
Welke vormen van straling kunnen mensen niet zien?

A
infrarood
B
infrarood en ultraviolet
C
infrarood, ultraviolet en licht
D
ultraviolet

Slide 19 - Quiz


Is hier sprake van een.....
A
Directe lichtbron
B
Indirecte lichtbron
C
natuurlijke lichtbron
D
kunstmatige lichtbron

Slide 20 - Quiz

2.1 Licht en zicht
Je ziet een voorwerp als er licht van dat voorwerp in je ogen valt.

Slide 21 - Slide

2.1 Licht en zicht
Lichtbundel

Een zaklamp of de koplampen van een auto zendt een baan licht uit. Dit noem je een lichtbundel.

Slide 22 - Slide

2.1 Licht en zicht
Lichtstralen teken je als een rechte lijn met een pijl

Slide 23 - Slide

2.1 Licht en zicht
Schaduw

In de schaduw is het donkerder dan erbuiten
.

De plaats van de schaduw vindt je door de lichtstralen te tekenen die langs de rand van het voorwerp gaan.

Slide 24 - Slide

2.1 Licht en zicht
Schaduw tekenen 
Teken de lichtstralen die net niet door het voorwerp worden tegengehouden (de randstralen).Tussen deze lichtstralen ligt het gebied waarin het licht niet kan komen.

Slide 25 - Slide

2.1 Licht en zicht
Kernschaduw en halfschaduw  

Twee lampen geven twee schaduwbeelden.
 
Op de plaats waar deze beelden over elkaar heen vallen is de kernschaduw.

Naast de kernschaduw zie je de lichtere schaduw van één lampje. Dit noem je de halfschaduw.

Slide 26 - Slide

2.1 Licht en zicht
 
Randstralen zijn de lijnen langs het voorwerp, 
De donkere schaduw is de kernschaduw
De grijze schaduw is de halfschaduw

Slide 27 - Slide

2.1 Licht en zicht

Slide 28 - Slide

2.1 Licht en zicht
Gezichtsveld is het gebied dat je kunt zien

Zichtlijnen zijn lijnen langs de rand 

Slide 29 - Slide

2.1 Licht en zicht
De rechte lijnen die je trekt van uit je oog langs het sleutelgat noem je zichtlijnen 

Slide 30 - Slide

Klopt de schaduw?
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quiz

Klopt de schaduw?
A
ja
B
nee

Slide 32 - Quiz


Hoe noemen we A?
A
Halfschaduw
B
Slagschaduw
C
Kernschaduw
D
Hoofdschaduw

Slide 33 - Quiz


Hoe noemen we B?
A
Halfschaduw
B
Slagschaduw
C
Kernschaduw
D
Hoofdschaduw

Slide 34 - Quiz

Welke gedeelte(s) van de tekening is een halfschaduw?
A
B
C
A
A
B
B
C
C
D
A en C

Slide 35 - Quiz

Een satelliet is 's nachts
zichtbaar als een ster.
Welke term hoort bij
een satelliet?
A
direct licht
B
indirect licht
C
kernschaduw
D
natuurlijke lichtbron

Slide 36 - Quiz

Een auto staat onder een lantaarnpaal.
De schaduw van de auto is getekend met
behulp van twee lichtstralen die met een *
zijn aangegeven.
Hoe noem je deze twee lichstralen?
*
*
A
randstralen
B
zichtlijnen
C
kantstralen
D
kernschaduw

Slide 37 - Quiz

Welke letters bevinden zich in het gezichtsveld van de persoon?
A
A en D
B
A, B en C
C
C en D
D
A, B, E en F

Slide 38 - Quiz

Aan de slag
Lezen paragraaf 2.1 uit je boek

maak een keuze uit de volgende leerroute:

⨀-route maken en nakijken 1 t/m 11
✱-route maken en nakijken 1, 4, 6 t/m 12




Slide 39 - Slide