§3.5 Klimaatfactoren

§3.5
Klimaatfactoren
1 / 35
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

§3.5
Klimaatfactoren

Slide 1 - Slide

Moessonregens in Azië 
Planning
  • Terugblik vorige les El Niño
  • Filmpje
  • Aantekening factoren
  • Invullen schema klimaten
  • Oefenen met klimaatgrafieken
  • Huiswerk
  • Einde

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat is de relatie tussen El Niño en La Niña?
A
Ze zijn volledig onafhankelijke weersfenomenen
B
Ze treden altijd tegelijkertijd op
C
Ze wisselen elkaar om de paar jaar af
D
Ze komen alleen voor in het noordelijk halfrond

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

In welke situatie stopt de opwelling van koud voedselrijk water voor de kust van Peru?
A
El Niño
B
La Niña

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Twee uitspraken worden gedaan over El Niño:
I Tijdens El Niño regent het meer aan de kust van Chili
II Vissers hebben tijdens El Niño een hogere visvangt

Wat is waar?
A
Uitspraak I is juist, uitspraak II is onjuist
B
Uitspraak I is onjuist, uitspraak II is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de oorzaken van La Niña?
A
Verhoogde luchtvochtigheid in de Stille Oceaan
B
Toename van sneeuwval in Zuid-Amerika
C
Stijging van de zeespiegel in de Atlantische Oceaan
D
Veranderingen in de zeewatertemperatuur en windpatronen

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Hoe beïnvloedt El Niño het wereldwijde weer?
A
Het zorgt voor kouder en natter weer over de hele wereld
B
Het veroorzaakt droger en warmer weer op verschillende continenten
C
Het vermindert het aantal orkanen boven de Atlantische Oceaan
D
Het zorgt voor aardbevingen bij de evenaar

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Klimaatgebied:
= Groot gebied met hetzelfde klimaat (vaak aan de hand van Köppen)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Video

This item has no instructions

Klimaatfactoren
Wat bepaalt het klimaat?

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Geografische breedteligging
Waar de zon recht op de aarde schijnt is het warmer
Algemene regel: dicht bij de evenaar het warmst, bij de polen het koudst


De invalshoek van de zon

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Gebergte en hoogte
Zorgt voor verschillen in temperatuur en neerslag

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Type oppervlak
Algemene regels: 
1. Hoe verder van zee, hoe minder neerslag er valt.
2. Wind van zee heeft in de winter een verwarmend effect op het land en in de zomer een verkoelend effect.

3. Warme zeestromen kennen meer verdamping en hebben een verwarmend effect. Koude zeestroom heeft minder verdamping en een verkoelend effect.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

A-klimaten Af en Aw/As
Af = Tropisch regenwoud klimaat
  • hele jaar neerslag
  • Hele jaar warm

Aw/As = Savanne klimaat
  • Hele jaar warm
s:  (droog in de zomer)
w:  (droog in de winter)

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

B-klimaten BW en BS
Droog klimaat / aride / woestijn
Gebaseerd op de hoeveelheid neerslag.

Tweede letter: (let op zijn hoofdletters)
  • BW: Woestijn (minder dan 200 mm regen)
  • BS: Steppe (iets meer regen, 200 - 400 mm)

Let op er zijn koude- en warme woestijnen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

C-klimaten: Cf, Cs, Cw
Algemene kenmerken:
  • Loofbossen
  • Weinig verschil tussen de winter en de zomer
temperatuur.
Cf: Gematigd zeeklimaat met hele jaar neerslag
Cs/Cw = Middellandse zeeklimaat/Mediterrane
Cs: Droge zomer
Cw: Droge winter
    

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

D-klimaten Df, Dw Ds
Algemeen:
  • Geen invloed van de zee: koude winters en warme zomers.
  • Naaldbomen/ Taiga

    Df = Landklimaat met het hele jaar neerlag.
Ds: Landklimaat met droge zomer
Dw: Landklimaat met droge winter

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

E-klimaten: ET, EF, EH
Poolklimaat -> Bij de polen en hoog in de bergen
Gemiddelde maandtemperatuur nooit boven 10 °C
Te koud voor bomen, soms mossen

ET: Toendraklimaat   (≤ 10ºC warmste maand)
EF: Poolklimaat (≤ 0ºC warmste maand)
EH: Hoogteklimaat (hoog in de bergen)

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Oefening klimaatgrafieken


Geef per grafiek aan welk klimaat erbij hoort volgens Köppen

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

antwoorden 

  1. Cf
  2. EF
  3. Aw/Am
  4. BS
  5. Af
  6. BW


7. Df
8. EH
9. CW
10. Af
11. ET
12. Cf 

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Maak van 3.5 opdrachten 1 t/m 6

Slide 35 - Slide

This item has no instructions