Talent: hfd 2.2 Grammatica lidwoord, zelfstandig naamwoord

Talent: hfd 2.2 Grammatica lidwoord, zelfstandig naamwoord
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Talent: hfd 2.2 Grammatica lidwoord, zelfstandig naamwoord

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Welke lidwoorden
zijn er?

Slide 3 - Mind map

Welk lidwoord gebruik je bij
deze woorden?
tafel, kast, deur
A
de
B
het

Slide 4 - Quiz

Welk lidwoord gebruik je bij
deze woorden?
schooltje, bord, boompje
A
de
B
het

Slide 5 - Quiz

2

Slide 6 - Video

00:30
Welke woorden zijn zelfstandig
naamwoorden? Bv. dieren. Noem nog 3 andere groepen woorden.

Slide 7 - Open question

02:40
Welke woorden krijgen
geen lidwoord?
A
namen van mensen (Jan)
B
namen van rivieren (IJssel
C
dieren (hond)
D
Planten (zonnebloem

Slide 8 - Quiz

Welke woorden krijgen geen lidwoord?
A
Namen van landen
B
Namen van wateren
C
Namen van mensen
D
Namen van

Slide 9 - Quiz

Enkelvoud en meervoud
een hond- 5 honden
een kat-2 katten
een dag-2 dagen 
=> Let op de spelling, pas eventueel aan, zodat de klank nog klopt! 

Slide 10 - Slide

Schrijf de 3 meervoudsvormen op:
een tafel => twee ...
Een boom => twee ...
een kind => twee ...

Slide 11 - Open question

Vul de meervoudsvormen in:
een muur => twee ...
een groep => twee ...
een duif => twee ...

Slide 12 - Open question

Verkleinwoorden
Woorden krijgen een achtervoegsel, waardoor je ziet, dat een zelfstandig naamwoord klein is. 
een boom=> boompje
huis=> huisje
kar => karretje

Slide 13 - Slide

Wat is het goede verkleinwoord van
raam:
A
raamje
B
raamtje
C
raampje
D
rampje

Slide 14 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van duif?
A
duifje
B
duivje
C
duifetje
D
dufje

Slide 15 - Quiz