Doelstelling 1 t/m 6

Deze les doelstelling 1 t/m 6

Volgende les doelstelling 7 t/m 11
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Deze les doelstelling 1 t/m 6

Volgende les doelstelling 7 t/m 11

Slide 1 - Slide

Doelstelling 1
Je moet primaire en secundaire geslachtskenmerken kunnen noemen bij jongens en bij meisjes. 
Ook moet je de lichamelijke, geestelijke en sociale veranderingen in de puberteit kunnen aangeven. 

Slide 2 - Slide

Wat zijn de primaire geslachtskenmerken?
Jongens:


Meisjes
Wat zijn de secundaire geslachtskenmerken?
Jongens
  • borsthaar, baardgroei
  • Zwaardere stem
  • Gespierde lichaamsbouw
Meisjes
  • Borsten
  • Brede heupen
  • Ronde lichaamsvormen
  • Balzak
  • Penis
  • Schaamlippen
  • Vagina

Slide 3 - Slide

Wat zijn lichamelijke veranderingen in de puberteit?

  • Snelle groei (groeispurt)
  • Secundaire geslachtskenmerken
  • Hypofyse vormt bepaalde hormonen waardoor de voortplantingsorganen gaan functioneren


Slide 4 - Slide

Wat zijn geestelijke veranderingen in de puberteit?

  • Meer belangstelling voor anderen
  • Verliefdheid
  • Seksualiteit
Wat zijn sociale veranderingen in de puberteit?

  • Zelstandiger opstellen
  • Graag deeluitmaken van een groep
  • Soms last van nare gevoelens (onzekerheid, eenzaamheid)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Doelstelling 2
Je moet de delen van het voortplantingsstelsel van een man kunnen noemen met hun functies en kenmerken.

Let op! Deze moet je in een afbeelding ook kunnen aangeven.

Slide 7 - Slide

Balzak: 

Teelballen:

Bijballen:

Zaadleiders:

Zaadblaasjes:

Prostaat: 

Urinebuis:

Penis:

    Zwellichamen:

     Eikel:

     Voorhuid:
Huidplooi om de eikel
Vangt prikkels op die kunnen leiden tot een orgasme
Brengen de penis in erectie
Sperma inbrengen in een vagina
Vervoert urine en sperma. Sperma bestaat uit zaadcellen en vocht uit de zaadblaasjes en prostaat
Voegen vocht en voedingsstoffen aan de zaadcellen toe
Vervoeren zaadcellen
Slaan zaadcellen tijdelijk op
Vormen zaadcellen onder invloed van stimulerende hormonen uit de hypofyse.
huidplooi waarin teelballen en bijballen liggen. Temperatuur is iets lager dan de rest van het lichaam, dit is gunstig voor de ontwikkeling van de zaadcellen.
Voegt vocht aan de zaadcellen toe

Slide 8 - Slide

Balzak:  huidplooi waarin teelballen en bijballen liggen. Temperatuur is iets lager dan de rest van het lichaam, dit is gunstig voor de ontwikkeling van de zaadcellen.
Teelballen: Vormen zaadcellen onder invloed van stimulerende hormonen uit de hypofyse.
Bijballen: Slaan zaadcellen tijdelijk op
Zaadleiders: Vervoeren zaadcellen
Zaadblaasjes: Voegen vocht en voedingsstoffen aan de zaadcellen toe
Prostaat: Voegt vocht aan de zaadcellen toe
Urinebuis: Vervoert urine en sperma. Sperma bestaat uit zaadcellen en vocht uit de zaadblaasjes en prostaat
Penis: Sperma inbrengen in een vagina
Zwellichamen: Brengen de penis in erectie
Eikel: Vangt prikkels op die kunnen leiden tot een orgasme
Voorhuid: Huidplooi om de eikel

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Doelstelling 3
Je moet delen van het voortplantingsstelsel van een vrouw kunnen noemen met hun functies en kenmerken.

Let op! Deze moet je ook in een afbeelding aan kunnen geven.

Slide 11 - Slide

Kleine schaamlippen:

Grote schaamlippen:

                 Clitoris:

Maagdenvlies:
Eierstokken:

Eileiders:

Baarmoeder:



Vagina:

Hierin komt sperma bij geslachtsgemeenschap. Bij menstruatie worden stukjes baarmoederslijmvlies, slijm en bloed via de vagina verwijderd. Bij de geboorte komt het kind via de vagina ter wereld.
Hierin vindt de ontwikkeling van het embryo plaats. Heeft een dikke gespierde wand die met slijmvlies is bekleed.
Vangt prikkels op die kunnen leiden tot een orgasme
Een randje weefsel aan het begin van de vagina
Hierin vindt de ontwikkeling van eicellen plaats
Vervoeren eicellen. Hierin vindt ook de bevruchting plaats
Liggen om de kleine schaamlippen
Produceren slijm waardoor de toegang tot de vagina glad wordt.

Slide 12 - Slide

Eierstokken: Hierin vindt de ontwikkeling van eicellen plaats
Eileiders: Vervoeren eicellen. Hierin vindt ook de bevruchting plaats
Baarmoeder: Hierin vindt de ontwikkeling van het embryo plaats. Heeft een dikke gespierde wand die met slijmvlies is bekleed.
Vagina: Hierin komt sperma bij geslachtsgemeenschap. Bij menstruatie worden stukjes baarmoederslijmvlies, slijm en bloed via de vagina verwijderd. Bij de geboorte komt het kind via de vagina ter wereld.
Kleine schaamlippen: Produceren slijm waardoor de toegang tot de vagina glad wordt.
Grote schaamlippen: Liggen om de kleine schaamlippen
Clitoris: Vangt prikkels op die kunnen leiden tot een orgasme
Maagdenvlies: Een randje weefsel aan het begin van de vagina

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Doelstelling 4
Je moet de kenmerken van zaadcellen en eicellen kunnen benoemen.

Slide 15 - Slide

Zaadcellen

  • Erg klein
  • Kunnen zelf bewegen (met de zweepstaart)
  • Bevatten geen reservevoedsel
  • Vele miljoenen per zaadlozing
Eicellen

  • In verhouding groot
  • Kunnen niet zelf bewegen
  • Bevatten veel reservevoedsel
  • Meestal 1 eicel per 4 weken

Slide 16 - Slide

Doelstelling 5
Je moet kunnen beschrijven wat ovulatie en menstruatie is en kunnen aangeven wanneer deez processen in de menstruatiecyclus plaatsvinden. 



Denk ook aan vragen als: op 30 juni is Janneke met haar menstruatiecyclus begonnen, op welke datum is haar vorige ovulatie geweest?
15 juni

Slide 17 - Slide

Ovulatie (eisprong): 

Menstruatie:




Menstruatiecyclus:
Het vrijkomen van een eicel uit een eierstok. Na ovulatie blijft een eicel 12-24 uur in leven. Daarna wordt de eicel in de eierstok afgebroken.
Het afstoten van een deel van het baarmoederslijmvlies wanneer een eicel niet bevrucht is.
Ovulatie vindt meestel ongeveer om de 4 weken plaats. 
Menstruatie vindt gemiddeld 14 dagen na de ovulatie plaats (als de eicel niet is bevrucht) en duurt ongeveer 4 dagen. 

Als menstruatie dag 1 is, dan is de ovulatie op  dag 14.

Slide 18 - Slide

Ovulatie (eisprong): Het vrijkomen van een eicel uit een eierstok. Na ovulatie blijft een eicel 12-24 uur in leven. Daarna wordt de eicel in de eierstok afgebroken.

Menstruatie:Het afstoten van een deel van het baarmoederslijmvlies wanneer een eicel niet bevrucht is.

Menstruatiecyclus: Ovulatie vindt meestel ongeveer om de 4 weken plaats.
Menstruatie vindt gemiddeld 14 dagen na de ovulatie plaats (als de eicel niet is bevrucht) en duurt ongeveer 4 dagen.
Als menstruatie dag 1 is, dan is de ovulatie op dag 14.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Doelstelling 6
Je moet kunnen omschrijven welke veranderingen er in het lichaam van een vrouw optreden, nadat bevruchting heeft plaatsgevonden.

Slide 21 - Slide

Zaadcellen blijven 2-3 dagen na een zaadlozing in leven en bewegen via de vagina en baarmoeder naar de eileiders.

Bevruchting:
  • Het samensmelten van de kern van een zaadcel met de kern van een eicel
  • Vindt plaats in de eileider
  • Een eicel kan slechts door 1 zaadcel bevrucht worden. De buitenste laag van de eicel wordt nadat de kop van een zaadcel is binnengedrongen ondoordringbaar. 

Een bevruchte eicel deelt zich een aantal keren. Het klompje cellen dat zo ontstaat, wordt naar de baarmoeder vervoerd.

Slide 22 - Slide

Innesteling:
  • Het klompje cellen zet zicht vast in het baarmoederslijmvlies
  • In de eerste weken zorgt het baarmoederslijmvlies voor de voeding. Het klompje cellen groeit uit tot een embryo
  • Vanaf de 8e week wordt het een foetus genoemd
  • Daarna ontstaat in de baarmoederwand de placenta

Tijdens de zwangerschap:
  • Treden geen menstruaties (en geen ovulaties) op
  • Ontwikkelen de melkklieren in de borsten zich, waardoor de borsten groter worden.




Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Belangrijke afbeeldingen uit je boek

Van de behandelde doelstellingen: afbeelding 9, 14, 16, 21 en 27

Volgende doelstelling: afbeeding 34, 45, 48, 50, 51, 53, 60, 66 en 67

Slide 25 - Slide