2H - être (présent)

1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Ken je de persoonlijke voornaamwoorden nog?
Sleep NL naar FA.
IK
JIJ
HIJ
ZIJ (1 persoon)
WIJ / MEN
WIJ
U / JULLIE
ZIJ (ml + mv)
ZIJ (vl + mv)
JE
TU
IL
ELLE
ON
NOUS
VOUS
ILS
ELLES

Slide 2 - Drag question

Slide 3 - Video

le verbe être
je
suis
tu
es
il / elle/ on
est
nous
sommes
vous 
êtes

ils / elles 
sont
ik
ben
jij
bent
hij / zij / men
is
wij
zijn
jullie / u
zijn / bent
zij [mmv / vmv]
zijn

Slide 4 - Slide

être
=
 zijn




il/elle/on est
nous sommes
vous êtes
ils/elles sont
tu es
je suis
wij zijn
zij zijn (ml&vr)
ik ben
u bent & jullie zijn
jij bent
hij/zij/men is (wij zijn)

Slide 5 - Drag question

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 6 - Drag question

Ik ben
jij bent
hij is
men is / wij zijn
wij zijn
u bent / jullie zijn
zij zijn (ml + mv)
zij zijn (vr + mv)
zij is

Slide 7 - Drag question

Vul de goede vorm van 'être' in:
je ...
A
suis
B
es
C
est
D
sont

Slide 8 - Quiz

Vul de goede vorm van 'être' in:
ils ...
A
est
B
es
C
sommes
D
sont

Slide 9 - Quiz

Vul de goede vorm van 'être' in:
on ...
A
es
B
est
C
sommes
D
êtes

Slide 10 - Quiz

Vul de goede vorm van 'être' in:
vous ...
A
sommes
B
êtes
C
être
D
sont

Slide 11 - Quiz

Vul de goede vorm van 'être' in:
Julie
A
suis
B
es
C
est
D
sont

Slide 12 - Quiz

Vul de goede vorm van 'être' in:
Jean et Pierre ...
A
est
B
sommes
C
sont
D
être

Slide 13 - Quiz

formatieve test

  • Ga nu naar Google Classroom
  • Toetsweek 2 - formatieve evaluatie
  • Maak de formatieve test - être

Slide 14 - Slide