Lezen SE2

Welkom 


Tekstverbanden & signaalwoorden
timer
10:00
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom 


Tekstverbanden & signaalwoorden
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je leert wat tekstverbanden zijn.
  • Je leert wat signaalwoorden zijn.
  • Je leert signaalwoorden die bij het opsommend tekstverband horen.

Slide 2 - Slide

Begrippen
  • Tekstverband: verband tussen woorden, zinnen en alinea's.
  • Signaalwoorden: Woorden die de schrijver gebruikt om de relatie tussen de woorden (of zinnen of alinea's) aan te geven. 

Slide 3 - Slide

Opsommend tekstverband

Als een aantal zaken die bij elkaar horen na elkaar worden genoemd, dan noem je dat een opsommend verband

Signaalwoorden: en, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 4 - Slide

Voorbeeld opsommend verband
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.

Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Ten slotte heeft hij een oefentoets gemaakt.
timer
2:00

Slide 5 - Slide

Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Hij heeft ten slotte een oefentoets gemaakt.

Slide 6 - Slide

Chronologisch tekstverband

Als gebeurtenissen volgens een bepaalde tijdsvolgorde gebeuren of moeten gebeuren, heb je te maken met het chronologisch verband.

Signaalwoorden: voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.

Slide 7 - Slide

Voorbeeld chronologisch verband
Roomijs maak je zo: Breng eerst volle melk aan de kook. Klop er daarna eidooiers en suiker doorheen. Laat vervolgens het mengsel afkoelen en roer er slagroom door. Laat uiteindelijk stijf worden in de vriezer.

Slide 8 - Slide

Tegenstellend verband

Een tegenstellend verband geeft aan dat zaken worden genoemd die elkaars tegenovergestelde zijn.

Signaalwoorden: maar, echter, toch, daarentegen, integendeel, etc.

Slide 9 - Slide

Voorbeeld tegenstellend verband
Walrussen leven rond de Noordpool, maar kort geleden werd er een exemplaar op een zandplaat in de Waddenzee gespot. 

Slide 10 - Slide


Toelichtend verband

Bij een toelichtend verband wordt extra informatie (een uitleg of een voorbeeld) gegeven over een onderwerp. 

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, op deze manier, als, zoals, denk aan, neem nou etc.

Slide 11 - Slide

Voorbeeld toelichtend verband
Er zijn verschillende vakmensen bij het maken van een game betrokken, zoals tekenaars, programmeurs en geluidstechnici.

Slide 12 - Slide

Hoe pak je een (examen)tekst aan?
stap 1: lees de tekst oriënterend door (titel+bron+voorspellen)
stap 2: lees de eerste alinea
stap 3: lees de eerste vraag bij de tekst en het gedeelte van de tekst dat hierover gaat

- lees de tekst helemaal door
- lees de tekst bij de vragen

Slide 13 - Slide

Soorten vragen examentekst
1. meerkeuzevragen:
Dek alle antwoorden af en bedenk zelf een antwoord - kies het meest passende antwoord
zoek in elk antwoord het kernwoord en ga na of je dat herkent in het deel van de tekst waar de vraag over gaat.

2. citeervraag
neem een zin of een deel van de zin over (citeren of letterlijk overnemen met regelnummer)
'eerste twee woorden ... laatste twee woorden' (r. 1)

Slide 14 - Slide

Soorten vragen examentekst
3. gesloten vragen
Wees duidelijk in je antwoord

4. open vragen
Je moet hier zelf het antwoord formuleren
tip: neem zoveel mogelijk woorden uit de tekst over + let op het maximaal aantal woorden 

Slide 15 - Slide