BB Recap chapter one


Welcome back!
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


Welcome back!

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog van:
  • Persoonlijk voornaamwoorden 
  • Bezittelijk voornaamwoorden
  • De werkwoorden To be and To have

Slide 2 - Slide

Persoonlijk voornaamwoorden
I walk to school
You like to swim
He likes to eat apples
We are going to Spain
They want to go to the cinema.  

Slide 3 - Slide

Persoonlijk voornaamwoorden noem je in het Engels ook wel Subject pronouns. 
Ik
I
Jij
You
Hij
He
Zij
She
It
Het
We
Wij
You
Jullie
They
Zij

Slide 4 - Slide

Vertaal in het Engels:
Zij hebben een feestje.

Slide 5 - Open question

Vertaal in het Engels:
Wij fietsen naar school.

Slide 6 - Open question

Persoonlijk voornaamwoorden
/object pronouns
Ik hou van mijn hond. Mijn hond houd van mij.
I like my dog, My dog likes me
Hij houdt van zijn hond. Zijn hond houd van hem.
He likes his dog. His dog likes him
Wij houden van onze hond. Onze hond houd van ons.
We like our dog. Our dog likes us


Slide 7 - Slide

Persoonlijk voornaamwoorden noem je in het Engels ook wel Subject pronouns. 
Ik =
I
Mij =
Me
Jij =
You
Jou =
You
Hij =
He
Hem =
Him
Zij =
She
Haar =
Her
It =
Het
It =
Het
We =
Wij
Ons =
Us
You =
Jullie
You =
Jullie
They =
Zij
Them =
Hen
Persoonlijk voornaamwoorden in het derde/vierde rijtje noem je object pronouns

Slide 8 - Slide

Vertaal in het Engels
Haar kat houdt van haar.

Slide 9 - Open question

Vertaal in het Engels:
Hun kat houdt van hun.

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Video

Bezittelijk voornaamwoorden

Slide 12 - Slide

Bezittelijk voornaamwoorden
Het is mijn boek. 
Het is jouw fiets.
Het is haar tas. 
Het is zijn auto. 
Het is ons huis. 
Het is hun huisdier. 

Slide 13 - Slide

Bezittelijk voornaamwoorden
Mijn
My
Jouw
Your
Zijn
His
Haar
Her
Het
Its
Ons
Our
Jullie
Your
Hun
Their

Slide 14 - Slide

Vertaal in het Engels:
Het is hun boek.

Slide 15 - Open question

Vertaal in het Engels:
Het is haar fiets.

Slide 16 - Open question

Het werkwoord zijn.
Ik ben moe. 
Jij bent bruin geworden op vakantie. 
Hij is naar Engeland geweest
Wij zijn weer op school. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Vertaal in het Engels:
Hij is groot.

Slide 19 - Open question

Vertaal in het Engels:
Wij zijn vrienden.

Slide 20 - Open question

Het werkwoord hebben.
Ik heb geen boeken bij mij. 
Jij hebt een vlek op je shirt. 
Hij heeft een cadeautje gekregen.
Wij hebben vandaag zin om te zingen. 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Vertaal in het Engels:
Wij hebben geen geld.

Slide 23 - Open question

Vertaal in het Engels:
Mijn hond heeft lange oren.

Slide 24 - Open question

Wat vond je er van om zo de stof te herhalen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll