GL2 werkwoorden op ER - présent

Regelmatige werkwoorden
Le présent
De tegenwoordige tijd
1 / 30
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Regelmatige werkwoorden
Le présent
De tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog over de werkwoorden op -ER?

Slide 2 - Open question

Welke tijden ken je? Geef per tijd een Nederlandse voorbeeldzin.

Slide 3 - Open question

Présent
In deze les gaan we de présent herhalen.
We doen dat met de regelmatige werkwoorden die eindigen op
 -ER

Slide 4 - Slide

Ken je werkwoorden die eindigen op -ER?

Slide 5 - Mind map

Twee stappen
Om een werkwoord te vervoegen in de présent, moet je altijd twee dingen doen:

1. de stam maken
2. de juiste uitgang erachter zetten
Zie de volgende pagina's!

Slide 6 - Slide

De stam maken
De stam maak je bij alle werkwoorden die eindigen op -ER op dezelfde manier:
je haalt de laatste twee letters van het werkwoord weg.

donner - er = donn

Slide 7 - Slide

Uitgangen toevoegen
Als je de stam hebt gemaakt, zet je de juiste uitgang erachter. De uitgangen 
                                     Uitgang                  
je                                 e                            
tu                                es                      
il/elle/on                  e                         
nous                          ons                    
vous                          ez                     
ils/elles                    ent                    

Slide 8 - Slide

Welke stam is juist?

inviter
A
invite
B
invit
C
inviter
D
invitere

Slide 9 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

regarder - je
A
es
B
e
C
ent
D
ez

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste vorm?

je ...
A
voyagent
B
voyages
C
voyage
D
voyagez

Slide 11 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

habiter - tu
A
es
B
ons
C
ez
D
ent

Slide 12 - Quiz

Welke stam is juist?

demander
A
demand
B
demande
C
demander
D
demandere

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste vorm?

tu ...
A
marche
B
marchons
C
marches
D
marchent

Slide 14 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

chercher - il
A
e
B
ent
C
ez
D
ons

Slide 15 - Quiz

Welke stam is juist?

entrer
A
entre
B
entr
C
entrere
D
entrer

Slide 16 - Quiz

Wat is de juiste vorm?

on ...
A
prépare
B
préparez
C
préparons
D
préparent

Slide 17 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

employer - nous
A
ons
B
ez
C
es
D
ent

Slide 18 - Quiz

Welke stam is juist?

parler
A
parl
B
parler
C
parle
D
parlere

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste vorm?

nous ...
A
adorons
B
adorez
C
adores
D
adorent

Slide 20 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

manger - vous
A
ons
B
e
C
ez
D
ent

Slide 21 - Quiz

Welke stam is juist?

aider
A
aide
B
aid
C
aider
D
ai

Slide 22 - Quiz

Wat is de juiste vorm?

vous ...
A
cherche
B
cherchent
C
cherchez
D
cherchons

Slide 23 - Quiz

Welke stam is juist?

rencontrer
A
rencontre
B
rencont
C
rencontrer
D
rencontr

Slide 24 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

demander - elles
A
ons
B
e
C
es
D
ent

Slide 25 - Quiz

Wat is de juiste vorm?

elles ...
A
trouve
B
trouves
C
trouvez
D
trouvent

Slide 26 - Quiz

Welke uitgangen horen bij welke groep werkwoorden?
-RE
timer
2:00
tu
je
il/elle
vous
ils/
elles
nous
adores
demandons
entrent
aime
trouve
déteste
préparons
aidez
voyagent
marche
travaillons
parles
restez
cherchent
rentrez
regardes

Slide 27 - Drag question

Opdracht
Maak een overzichtelijke samenvatting van wat je in deze les hebt geleerd. 

Maak er een foto van en upload de foto op de volgende pagina. 

Slide 28 - Slide

Upload je foto!

Slide 29 - Open question

La fin!
Dit was de les van vandaag!

Slide 30 - Slide