This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
ROMER - TAYLOR MODEL
Slide 1 - Slide
De nominale rentevoet bedraagt 3%. De inflatie is gestegen van 1% tot 2%. Hoeveel bedraagt de reële rentevoet?
A
1%
B
4%
C
2%
D
5%
Slide 2 - Quiz
Welke bewering is juist?
A
Een stijging van de inflatie zet de centrale bank ertoe aan de rentevoet te verlagen
B
Een daling van de inflatie zet de centrale bank ertoe aan de rentevoet te verlagen om op die manier het reële BBP te laten afnemen
C
Een daling van de inflatie zet de centrale bank er toe aan de rentevoet te verlagen waardoor het BBP toeneemt
D
Een daling van de inflatie zet de centrale bank ertoe aan de rentevoet te verhogen om op die manier het reële BBP te laten toenemen
Slide 3 - Quiz
Welk verband geeft de AD-curve weer in het Romer-Taylor model?
A
Het verband tussen het reële BBP en het algemeen prijspeil
B
Het verband tussen het reële BBP en de inflatie
C
Het verband tussen de reële rentevoet en de inflatie
D
Het verband tussen de reële rentevoet en het reële BBP
Slide 4 - Quiz
Wat is het effect van een stijging van de inflatie op de AD-curve?
A
De AD curve verschuift naar rechts
B
De AD curve verschuift naar links
C
Een beweging langs de AD curve
D
Dit heeft niets met de AD curve te maken
Slide 5 - Quiz
Wanneer verschuift de AD curve naar links?
A
Als de overheid de tarieven van de personenbelasting verlaagt
B
Als de overheid meer openbare werken laat uitvoeren
C
Als het ondernemersvertrouwen toeneemt
D
Als de werkloosheid toeneemt
Slide 6 - Quiz
Leg de term "Inflation Adjustment" uit
A
Een aanpassing van de inflatie wordt gecorrigeerd door een aanpassing van de reële rente
B
Een verandering in het reële BBP wordt gecorrigeerd door een verandering in het inflatiepeil
C
Bij een verandering van het reële BBP past de rentevoet de inflatie aan
D
Een aanpassing van de inflatie leidt tot een verandering van het reële BBP
Slide 7 - Quiz
Er is een langetermijnevenwicht in het Romer-Taylormodel als...
A
De AD curve de IA curve snijdt
B
Het potentiële BBP gelijk is aan de inflatie
C
Het reële BBP gelijk is aan de inflatie
D
Het reële BBP gelijk is aan het potentiële BBP
Slide 8 - Quiz
Hoe wordt het langetermijnevenwicht in het Romer-Taylor model hersteld als Y0 groter is dan Y*?
A
Verschuiving van Y* naar links
B
Verschuiving van de IA curve naar boven
C
Verschuiving van de AD curve naar links
D
Door een grotere verschuiving van de AD-curve naar rechts en een kleinere verschuiving van de IA-curve naar boven
Slide 9 - Quiz
De stijging van de beurskoersen of uitbreiding van de EU met nieuwe lidstaten zijn voorbeelden van (1). Dergelijke gebeurtenissen zorgen ervoor dat (2)
A
(1) Vraagschokken
(2) de AD-curve verschuift naar links
B
(1) Prijsschokken
(2) de AD-curve verschuift naar links
C
(1) Vraagschokken
(2) de AD-curve verschuift naar rechts
D
(1) Prijsschokken
(2) de IA-curve verschuift naar boven
Slide 10 - Quiz
Een plotse stijging van de grondstoffenprijzen en/of olieprijzen zijn voorbeelden van (1). Dergelijke gebeurtenissen zorgen er in eerste instantie voor dat (2)
A
(1) Vraagschokken
(2) de AD-curve verschuift naar links
B
(1) Prijsschokken
(2) de IA-curve verschuift naar boven
C
(1) Vraagschokken
(2) de IA-curve verschuift naar boven
D
(1) Prijsschokken
(2) de IA-curve verschuift naar boven