H6 § 4 lenen en aflossen

Lenen, aflossen en interest
H 6 § 4
Waarom eigenlijk versneld aflossen?
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lenen, aflossen en interest
H 6 § 4
Waarom eigenlijk versneld aflossen?

Slide 1 - Slide

Woordweb maken
1. Vorm een tweetal met je buurman of buurvrouw.
 2. Voor je ligt een A4 schrijf daar in het midden op lenen.
3. Schrijf daarom heen allemaal woorden die te maken hebben met het woord lenen. 
timer
2:00

Slide 2 - Slide

Bespreken woordweb

Slide 3 - Slide

De lening terugbetalen
Als je geld hebt geleend moet je dit terugbetalen.  Dit bestaat uit:
  1. Het leenbedrag (aflossing)
  2. Een vergoeding (rente/interest) 

  • Bijvoorbeeld: Je leent € 2.000,- voor het kopen van een scooter. Aan het einde van je looptijd moet je € 2.250,- terugbetalen. 
  • Aflossing: € 2.000,-
  • Rente: € 250,- 
  • Rentepercentage: € 250,- / € 2.000,- * 100 = 12.5%  


Slide 4 - Slide

Aflossen
We bekijken vandaag de volgende twee manieren van aflossing: 
  • Ineens: aan het einde van de looptijd 
  • Lineair: elk jaar wordt een evenredig deel afgelost 


Slide 5 - Slide

Lineaire aflossing

Slide 6 - Slide

Voorbeeld aflossen ineens aan het eind van de looptijd
Voorbeeld 1:
Piet sluit een 6% lening van € 50.000. De looptijd is 20 jaar. Piet betaalt aan het eind van elk jaar interest. De aflossing vindt plaats aan het einde van de looptijd.

Hoe kan je aan de hand van het stappenplan het te betalen bedrag aan het eind van het 1e jaar berekenen?


Slide 7 - Slide

Zelf aan de slag!
Wat: Opdracht 2 en 3 
Hoe: Maak gebruik van het stappen plan.  
Met wie: Zelfstandig 
Tijd: 5 min 
Klaar? : Wacht in stilte tot de timer afloopt.

Stap 1: Schrijf de informatie die je nodig hebt netjes onder elkaar.
Stap 2: Maak van het percentage een getal waarmee je kunt rekenen. 
Stap 3: Reken de som uit.
Stap 4: Controleer of de uitkomst van de som het antwoord is op de vraag. 
timer
5:00

Slide 8 - Slide

Bereken bij aflossing van de lening in 1 keer na 20 jaar 
 
2. Het te betalen bedrag aan het eind van het 5e jaar. 
€ 50.000 x 6% = € 3.000 (interest) 
 
3. Het te betalen bedrag aan het eind van het laatste jaar. 
€ 50.000 (aflossing) en € 3.000 (interest) = € 53.000

Slide 9 - Slide

Voorbeeld aflossing lineair
We blijven bij hetzelfde voorbeeld. De lening van € 50.000 tegen 6% interest met een looptijd van 20 jaar.   

Hoe kan je aan de hand van het stappenplan het te betalen bedrag aan het eind van het 1e jaar berekenen?
  • Het te betalen bedrag aan het einde van het eerste jaar:
  • Aflossing: € 2.500 (€ 50.000 / 20 jaar) 
  • Interest: € 50.000 x 6% = € 3.000 
  • Totaal: € 2.500 + € 3.000 = € 5.500  

Slide 10 - Slide

Zelf aan de slag!
  • Wat: Opdracht 2 en 3
  • Hoe: Maak gebruik van het stappen plan. 
  • Met wie: Zelfstandig
  • Tijd: 5 min
  • Klaar? : Wacht in stilte tot de timer afloopt.

Stap 1: Schrijf de informatie die je nodig hebt netjes onder elkaar. 
Stap 2: Maak van het percentage een getal waarmee je kunt rekenen.  
Stap 3: Reken de som uit. 
Stap 4: Controleer of de uitkomst van de som het antwoord is op de vraag. 
timer
5:00

Slide 11 - Slide

Het te betalen bedrag aan het einde van het eerste jaar 
Aflossing:                                  € 2.500  
Interest: 6%  x € 50.000 =  € 3.000
Totaal                                          € 5.500 
Het te betalen bedrag aan het einde van het tweede jaar 
 Aflossing:                                 € 2.500  
Interest: 6%  x  € 47.500 =  € 2.850         
Totaal                                           € 5.350 


2. Het te betalen bedrag aan het einde van het tweede jaar  

Aflossing:                                  € 2.500   
Interest: € 47.500 x 6%  =      € 2.850 +
                                                    -----------
Totaal                                          € 5.350 

Slide 12 - Slide

3. Het te betalen bedrag aan het einde van het laatste jaar. 
 
 De schuldrest aan het begin van het 20ste jaar bedraagt:   
€ 50.000 – (19 x € 2.500) = € 50.000 - € 47.500 = € 2.500.    
Dit is ook de aflossing van het laatste jaar. 

Piet betaalt aan het eind van het 20e jaar:   
Aflossing:                             €  2.500  
Interest: € 2.500 x 6% =    €      150 + 
                                               ------------      
Totaal:                                    €  2.650

Slide 13 - Slide

Verschil aflossingsvormen

Slide 14 - Slide

Bij het terug betalen van de lening betaal je:
A
de aflossing
B
de rente / interest
C
aflossing en interest
D
niks

Slide 15 - Quiz

Piet leent een bedrag van € 1500,- van zijn vader. Hij spreekt af dat hij 2,5 % rente betaald en dat hij het na 1 jaar terug betaald. Hoeveel betaalt Piet in totaal terug aan zijn vader?

Slide 16 - Open question

Een 7,5% lening van € 40.000,- heeft een looptijd van 5 jaar. De interest wordt aan het einde van elk jaar betaald. Bereken het bedrag dat aan het eind van het 2e jaar wordt betaald, als de lening aan het eind van de looptijd ineens wordt afgelost.
A
€ 3000,-
B
€ 4000,-
C
€ 3.500,-
D
€ 2.500,-

Slide 17 - Quiz

Een 7,5% lening van € 40.000,- heeft een looptijd van 5 jaar. De interest wordt aan het einde van elk jaar betaald. Bereken het bedrag dat aan het eind van het 2e jaar wordt betaald, als de lening lineair wordt afgelost. De betalingen van de aflossing vinden plaats aan het einde van het jaar.
A
€ 7.500,-
B
€ 8000,-
C
€ 8.500,-
D
€ 9000,-

Slide 18 - Quiz

Waarom lenen mensen geld?
(noem minimaal 2 redenen)

Slide 19 - Open question