M2b/M3a Niet - geen

Grammatica
Aan het einde van de les:
  • weet je wanneer je het woord 'niet' gebruikt;
  • weet je wanneer je het woord 'geen' gebruikt;
  • kan je 'niet' en 'geen' in een zin gebruiken.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica
Aan het einde van de les:
  • weet je wanneer je het woord 'niet' gebruikt;
  • weet je wanneer je het woord 'geen' gebruikt;
  • kan je 'niet' en 'geen' in een zin gebruiken.

Slide 1 - Slide

Geen
  • Geen = niet een (1)
  • Na het woord 'geen' komt altijd een zelfstandig naamwoord
  • Ik heb geen fiets.
  • Ik heb geen nieuwe fiets.
  • Voor stofnamen: nooit 'een' maar wel 'geen': geen koffie, suiker, goud, papier, benzine
Niet
  • 'Niet' staat vaak achteraan in de zin. 'Niet' hoort dan bij het werkwoord.
  • Ik kom morgen niet.
  • Andere voorbeelden:
  • Voor een bvnw: Ik ben niet rijk.
  • Voor een woordgroep: Hij gaat niet met vakantie.

Slide 2 - Slide

Ga je mee?
A
Nee, ik ga mee niet.
B
Nee, ik niet ga mee.
C
Nee, ik ga niet mee.

Slide 3 - Quiz

Weet je de weg?
A
Nee, ik weet niet de weg.
B
Nee, ik weet de weg niet.
C
Nee, ik niet weet de weg.

Slide 4 - Quiz

Kom je vanavond ook?
A
Nee, ik kom vanavond niet.
B
Nee, ik kom niet vanavond.
C
Nee, ik niet komen vanavond.

Slide 5 - Quiz

Ben je bang?
A
Nee, ik ben bang niet.
B
Nee, ik niet ben bang.
C
Nee, ik ben niet bang.

Slide 6 - Quiz

Luister je naar hem?
Nee,...

Slide 7 - Open question

Ben je ziek?
Nee,....

Slide 8 - Open question

Woont hij in de stad?
Nee,.....

Slide 9 - Open question

Hebben jouw ouders een huis?
A
Nee, mijn ouders hebben huis geen.
B
Nee, mijn ouders geen huis hebben.
C
Nee, mijn ouders hebben geen huis.

Slide 10 - Quiz

Heb jij een Nederlands paspoort?
A
Nee, ik heb niet Nederlands paspoort.
B
Nee, ik heb geen Nederlands paspoort.
C
Nee, ik geen heb Nederlands paspoort.

Slide 11 - Quiz

Heb jij kinderen?
A
Nee, ik heb geen kinderen.
B
Nee, ik geen kinderen hebben.
C
Nee, ik geen kinderen heb.

Slide 12 - Quiz

Heb jij een groot huis?
A
Nee, ik heb geen huis groot.
B
Nee, ik heb geen groot huis.
C
Nee, ik geen heb groot huis.

Slide 13 - Quiz

Heb jij vandaag school?
Nee,....

Slide 14 - Open question

Moet je vandaag huiswerk maken?
Nee,.....

Slide 15 - Open question

Wil jij een ijsje?
Nee,....

Slide 16 - Open question