Voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord
1 / 16
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

Items in this lesson

Voltooid deelwoord

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Voltooid deelwoord of persoonsvorm?
Zoek de zin met het voltooid deelwoord.
A
Naomi heeft dat mooie schilderij zelf geschilderd.
B
Jean verft zijn huis.
C
Van Gogh schilderde veel in Frankrijk.
D
Zij schildert mij op het witte doek.

Slide 3 - Quiz

Voltooid deelwoord
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.
C
Het hout is opgebrant

Slide 4 - Quiz

Wat is geen voltooid deelwoord?
A
Gelopen
B
Verzorgd
C
Gewerkt
D
Worden

Slide 5 - Quiz

Wat is een voltooid deelwoord?
A
heel werkwoord
B
persoonsvorm
C
ge-be-her-ver-ont woorden
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 6 - Quiz

Een voltooid deelwoord ...
A
staat altijd aan het begin van een zin
B
staat vaak in het midden van een zin
C
staat meestal aan het eind van een zin

Slide 7 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?
A
loop
B
liep
C
gelopen

Slide 8 - Quiz

Hele werkwoord
Voltooid deelwoord
moeten
hardlopen
geslapen
Overleden

Slide 9 - Drag question

Voltooid deelwoord 
        t
Voltooid deelwoord 
         d
verfilmen
ondertekenen
beantwoorden
pesten
zetten
beslissen
verslikken

Slide 10 - Drag question

Sleep het werkwoord
voltooid deelwoord eindigt op d
voltooid deelwoord eindigt op t
voltooid deelwoord eindigt op en
fietsen
niezen
koken
lachen
wassen
vergissen
respecteren
schrobben

Slide 11 - Drag question

Voltooid deelwoord
geen voltooid deelwoord
gelopen
geslapen
gebeuren
gedaan
doen
schrijven

Slide 12 - Drag question

Hij heeft gisteren al zijn huiswerk gemaakt.
persoonsvorm
voltooid deelwoord

Slide 13 - Drag question

Persoonsvorm
Voltooid deelwoord
Hele werkwoord
Hij
is
flink
gegroeid.

Slide 14 - Drag question

Zij heeft gisteren al haar huiswerk gemaakt.
persoonsvorm
voltooid deelwoord
infinitief

Slide 15 - Drag question

betekend
vertelt
geluncht
wandelen
word
ik- vorm
ik-vorm+t
voltooid deelwoord met een T
voltooid deelwoord met D
infinitief

Slide 16 - Drag question