present perfect vs past simple

2h1 lesson 3
Grammar tenses:

Present Perfect
vs
Past Simple
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare school

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2h1 lesson 3
Grammar tenses:

Present Perfect
vs
Past Simple

Slide 1 - Slide

To do:
1. Present Perfect vs Past Simple p. 75 tb
2. Practise grammar + handout
3. Check exercises handout
4. Check exercises 12 and 13 p. 14

Slide 2 - Slide

Zin 1: Ik ben nu ergens anders werkzaam.
Zin 2: Ik ben nog op deze plek werkzaam.
Ik ben een  verleden tijd.
Ik ben een present perfect.
Ik ben een past simple.
I have worked here.
I worked here.
Ik ben een voltooide tijd.

Slide 3 - Drag question

Past simple
- Past simple = verleden tijd
- Gebeurtenis is in het verleden begonnen én afgerond!
- Er staat vrijwel altijd een tijdsbepaling in de zin: yesterday, a week ago, last year, when I was young... etc.
- Bij regelmatige werkwoorden: ww+ed
- Bij onregelmatige werkwoorden: 2e vorm (leren!)

Slide 4 - Slide

Wat is de past simple?
A
tegenwoordige tijd
B
voltooide tijd
C
verleden tijd
D
toekomende tijd

Slide 5 - Quiz

Wanneer gebruik je de past simple?
A
Als iets vroeger begon en nu nog aan de gang is.
B
Als iets binnenkort gaat gebeuren.
C
Als iets een langere tijd bezig is.
D
Als iets is afgelopen.

Slide 6 - Quiz

Hoe ziet een past simple eruit bij regelmatige werkwoorden?
A
werkwoord+ed
B
2e vorm gebruiken
C
3e vorm gebruiken

Slide 7 - Quiz

Hoe ziet een past simple eruit bij onregelmatige werkwoorden?
A
werkwoord+ed
B
2e vorm gebruiken
C
3e vorm gebruiken

Slide 8 - Quiz

Welke zin staat in de past simple?
A
I left my house at 10 o'clock this morning.
B
I have locked myself out.

Slide 9 - Quiz

Present Perfect
- Present Perfect = voltooide tijd
- Gebeurtenis is in het verleden begonnen en nog steeds aan de gang!
- Praten over ervaringen of een link met het heden (resultatief).
- Signaalwoorden zijn: since, for, already, now.
- Bij regelmatige werkwoorden: have/has + ww+ed
- Bij onregelmatige werkwoorden: have/has + 3e vorm.

Slide 10 - Slide

Wat is de present perfect?
A
tegenwoordige tijd
B
voltooide tijd
C
verleden tijd
D
toekomende tijd

Slide 11 - Quiz

Wanneer gebruik je de present perfect?
A
Als iets vroeger begon en nu nog aan de gang is.
B
Als iets binnenkort gaat gebeuren.
C
Als iets een langere tijd bezig is.
D
Als iets is afgelopen.

Slide 12 - Quiz

Hoe ziet een present perfect eruit bij regelmatige werkwoorden?
A
werkwoord + ed
B
have/has + 2e vorm
C
have/has + ww+ed
D
have/has + 3e vorm

Slide 13 - Quiz

Hoe ziet een present perfect eruit bij onregelmatige werkwoorden?
A
werkwoord + ed
B
have/has + 2e vorm
C
have/has + ww+ed
D
have/has + 3e vorm

Slide 14 - Quiz

Welke zin staat in de present perfect?
A
I have locked myself out of the house.
B
I went to school yesterday.
C
My mom has broke a vase in the afternoon.
D
My mom and I were angry at each other.

Slide 15 - Quiz


A

Slide 16 - Quiz