This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
1.3 Je inkomsten en uitgaven
16-09-2024
Slide 1 - Slide
Programma
Leerdoelen vorige les
Huiswerk
Leerdoelen
Uitleg 1.3
Maken opdrachten 1.3
Vooruitblik + Huiswerk
Slide 2 - Slide
Leerdoelen vorige les
- Hoe je conclusies kunt trekken uit een begroting
- Welke drie soorten inkomens er zijn
- Hoe je de gezinsuitgaven in drie groepen kunt indelen
Slide 3 - Slide
Huiswerk
Slide 4 - Slide
Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Uitgaven die je met regelmaat moet betalen
Uitgaven die je niet vaak en niet met regelmaat doet
Dagelijkse uitgaven
Slide 5 - Drag question
Inkomen uit arbeid
Inkomen uit bezit
Overdrachtsinkomen
Slide 6 - Drag question
een begroting is
A
alle vaste lasten bij elkaar
B
een soort inkomen, zoals loon
C
een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven
D
geld opzij zetten voor een grote uitgave
Slide 7 - Quiz
Wat betekent Nibud?
A
Nationaal Instituut voor Bestedingspatronen
B
Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
C
Nieuw Bureau Uitgaven en Duurzaamheid
D
Nederlands Onderzoeksinstituut voor Jongerenbeleid
Slide 8 - Quiz
Leerdoelen deze les
Hoe je bedragen kunt omrekenen van maand naar week en omgekeerd.
Hoe je een reservering kunt berekenen.
Slide 9 - Slide
Hoeveel weken zitten er in een jaar?
Er zitten 52 weken in een jaar.
Slide 10 - Slide
Hoeveel weken zitten er in een maand?
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Fleur geeft iedere week €7,00 uit aan snoep. Hoeveel is dit per maand?
A
€30,33
B
€28,-
C
€33,50
D
€32,45
Slide 13 - Quiz
Reserveren
Slide 14 - Slide
Jelle wil graag een fatbike kopen. Hij heeft nu €100,- gespaard. De fatbike kost €1000,-. Hij wil deze over een jaar kopen. Hoeveel moet hij reserveren per maand?