2 m les 15 bez vnw

Mercredi
Tekst
le 27 octobre 
2021
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Mercredi
Tekst
le 27 octobre 
2021

Slide 1 - Slide

On y va
1. Lesdoel
2. Klassikaal opzeggen
3. Révision du SO
4. Les dévoirs
4. Theorie: Le possessif
5. Vooruitblik: la prochaine fois (la prosjène fwa)

Slide 2 - Slide

1. LESDOEL


Aan het eind van deze les
geef ik mezelf een cijfer voor deelname aan de les. En hierbij vertel ik wat ik geleerd heb over het bezittelijk  voornaamwoord. 
.

 

Slide 3 - Slide

2. Dire en classe (klassikaal opzeggen): Faire
être & avoir individuellement!

Slide 4 - Slide

3. Révision du test
SO 1.4
kloktijden, cijfers en ww vervoegen

Slide 5 - Slide

4. Les dévoirs

Module révision Gramm II:
unité 3, apprendre 5, ex. 2a, 2b, 3.
1.7 ex. 26, 29, DOEN A (apprendre 8, 9 prochaine slide)




Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

4. La théorie: het bezittelijk voornaamwoord.... wat is dat eigenlijk? 

Slide 9 - Slide

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
Een bezittelijk voornaamwoord gebruiken we om aan te geven van wie iets is. Het kan dus aangeven dat het jouw fiets is, maar ook dat het hun broer is. Ook personen zijn, volgens de grammatica, bezit. 
In het Nederlands kennen we de bezittelijke voornaamwoorden mijn, jouw, zijn, haar, onze, jullie, uw, hun

Slide 10 - Slide

Regel (1)
De vorm van het bezittelijk voornaamwoord past zich in het Nederlands aan op de bezitter. 
Het maakt uit of de bezitter mannelijk of vrouwelijk is.
Het is zijn fiets. Nee, dat is haar fiets. 

In het Frans past het bezittelijk voornaamwoord zich aan aan het bezit. Of de fiets nou van hem of haar is maakt niet uit. Het gaat erom of de fiets mannelijk of vrouwelijk is. 
Het woord fiets in het Frans is mannelijk. Je zegt dus:
C'est mon vélo.
C'est ton vélo. 
C'est son vélo. 
Ieder woord is mannelijk of vrouwelijk. Je kunt dit zien aan het lidwoord. 
In het Frans kennen we de mannelijke lidwoorden le / un en de vrouwelijke lidwoorden la / une
Er zijn ook lidwoorden die meervoud aangeven: les / des
Deze lidwoorden staan in de woordenlijst altijd voor het woord. 

Slide 11 - Slide

Welke bezittelijke voornaamwoorden zijn er in het Frans?
Mijn
Jouw
Zijn/haar
Onze
Jullie/uw
Hun
Mnl
mon
ton
son
notre
votre
leur
Vrl
ma
ta
sa
notre
votre
leur
MV
mes
tes
ses
nos
vos
leurs
MNL: mannelijk enkelvoud
VRL: vrouwelijk enkelvoud
MV: meervoud
MNL: mannelijk enkelvoud
VRL: vrouwelijk enkelvoud
MV: meervoud
MNL: mannelijk enkelvoud
VRL: vrouwelijk enkelvoud
MV: meervoud

Slide 12 - Slide

Hieronder zie je woorden staan. Koppel het juiste bezittelijke voornaamwoord aan het bezit.
La voiture (de auto)
Un stylo (een pen)
Deux chaussures (schoenen)
Mon
Ton
Son
Notre
Votre
Leur
Ma
Ta
Sa
Notre
Votre
Leur
Mes
Tes
Ses
Nos
Vos
Leurs

Slide 13 - Drag question

Wat is het bezit in deze zin:
Mijn broer is erg slim?
A
Mijn
B
broer
C
erg
D
slim

Slide 14 - Quiz

Regel (2): stappenplan
Dit stappenplan kun je gebruiken om te oefenen. Bij iedere stap ontdek je foute antwoorden. Uiteindelijk kom je bij het goede antwoord uit. 
  1. Van wie is het bezit? (mijn, jouw, zijn/haar, onze, jullie/uw, hun). 
  2. Is het bezit meervoud of enkelvoud? Als het bezit meervoud is, heb je je antwoord gevonden. Is het bezit enkelvoud? Dan ga je door naar stap 3.
  3. Is het bezit mannelijk of vrouwelijk? Bij vrouwelijk ga je door naar stap 4.
  4. Begint het bezit met een klinker       of h? Zo ja, dan gebruik je de mannelijke vorm.
De klinkers zijn:
e,a,o,i,u

Slide 15 - Slide

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord.
C'est le château de Saint Nicolas.
C'est ... château.
A
leur
B
son
C
mon
D
ma

Slide 16 - Quiz


En ligne


U1 Grammaire II, apprendre 5
16a, ex 1, 3
16b, ex 1, 2
16c, ex. 1, 2
16d, ex. 1, 2 (faire voir)
À travailler! 
(a travaajee)

= Aan het werk)

Slide 17 - Slide

6. Huiswerk (les dévoirs) & volgende les (la prochaine classe)
Les dévoirs pour lundi: 
Le possessif: 
U1 Grammaire II, apprendre 5 
16a, ex 1, 3
16b, ex 1, 2
16c, ex. 1, 2
16d, ex. 1, 2 (faire voir)







Slide 18 - Slide

LESDOEL bereikt? 

Wat voor cijfer geef je jezelf voor deze les?
Waarom dan? 
Vertel iets over het bezittelijk vnw. 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide