Je begrijpt hij je een zin negatief maakt met NOT.
Je kunt zelf zinnen ontkennend maken met don't & doesn't.
Je hebt geoefend met words C.
Slide 3 - Slide
This lesson
1. explanation
making negatives
uitleggen
2. homework
bespreken
3. Make
28/29/30
homework
4.Finish the lesson
Teams
samen
Slide 4 - Slide
negatives
Slide 5 - Slide
I can't / won't/am not....
to be, to have, can, could, will, would, shall, should, may, might. Wanneer je een zin met deze werkwoorden ontkennend maakt, dan plak je er NOT achter.
I am happy - I am not happy.
can Ido it for you? - I can not (can't) do it for you.
Sheis a clever student -Is she a clever student?
Slide 6 - Slide
do / does / don't / doesn't
Slide 7 - Slide
Do
Vragen met DO
vragen met:
I (ik)
you, we en they (meervoud)
De rest van de zin blijft hetzelfde:
Slide 8 - Slide
Do
They eat fruit (to eat)
Do they eat fruit?
Slide 9 - Slide
Do
You like cats and dogs (to like)
Do you like cats and dogs?
Slide 10 - Slide
Does
Vragen met DOES
Vragen met: HE, SHE en IT
DOES = hele werkwoord zonder S! To sleep = sleep
Slide 11 - Slide
Does
He enjoys rap music. (to enjoy)
Does he enjoy rap music?
Slide 12 - Slide
Don't and doesn't
Wanneer je zegt dat iets niet zo is.
Je zet not achter do of does. do not= don't
does not=doesn't
Slide 13 - Slide
Je gebruikt DON'T / DOESN'T bij ontkennende zinnen.
Slide 14 - Slide
Don't
Bij: I, you, we en they zet je DON'T voor het werkwoord.
Slide 15 - Slide
Don't
I have a pet
I don't have a pet
Slide 16 - Slide
Don't
You have a sweet dog
You don't have a sweet dog.
Slide 17 - Slide
Doesn't
Bij he, she en it zet je DOESN'T voor het werkwoord.
Bij DOESN'T verandert het werkwoord in het hele werkwoord.